Mag de auto wel op de zaak?
Keuzevermogen
De vermogensetikettering bij een BV is relatief simpel. De auto staat op de balans of niet. Hoewel er natuurlijk uitzonderingen zijn (voor de liefhebbers: zie het Cessna-arrest en het Renpaardenarrest), mag men bij een BV zelf bepalen of een auto op de zaak staat of niet. Voor een IB-ondernemer is het wat ingewikkelder. Wil men als IB-ondernemer een auto op de zaak zetten, bijv. vanwege belastingvoordeel of andere fiscale subsidies, dan is er nog eerst een hobbel te nemen. De eerste vraag is namelijk of deze auto op de zaak mag. We hebben het dan over het verschil tussen verplicht zakelijk vermogen, verplicht privévermogen en - daartussenin - het keuzevermogen. Is er sprake van keuzevermogen, dan mag men natuurlijk zelf weten of men de auto op de zaak zet. Bij verplicht zakelijk vermogen staat de auto sowieso op de zaak. Is er echter sprake van verplicht privévermogen, dan kan men als ondernemer het zakelijke belastingvoordeel of andere zakelijke fiscale subsidies wel vergeten.
Verplicht zakelijk
Net als bij andere bedrijfsmiddelen, hanteert men hier de 10%-regel. Wordt een auto niet meer dan 10% voor privékilometers gebruikt, dan moet de auto in principe op de zaak. Uit een arrest uit 2001 (ecli:nl:hr:2001:ab0510) valt echter te halen dat hier ook een andere, vaak lagere, grens geldt: de bijtellingsgrens. Vertaald naar de wetgeving 2023 houdt dit in dat een auto ook verplicht op de zaak moet als men niet meer dan 500 kilometer privé rijdt in deze auto.
Verplicht privé
Net als bij het onderdeel verplicht zakelijk, hanteert men hier ook de 10%-regel. Wordt een auto niet meer dan 10% voor zakelijke kilometers gebruikt, dan mag de auto dus niet op de zaak. De ondernemer heeft bij dergelijke auto’s dus geen recht op allerlei belastingvoordelen voor ondernemers, enz. De vraag was of men hier ook de 500-kilometergrens kan gebruiken wanneer de 10% niet wordt gehaald? Het antwoord op deze vraag was aan de orde in een rechtszaak waar de Hoge Raad onlangs uitspraak (ecli:nl:hr:2023:1096) over heeft gedaan.
De zaak
In het jaar 2013 konden de fiscale voordelen voor een auto van de zaak niet op. Een keukenmonteur kocht in dat jaar een Toyota Prius en ontving een heleboel belastingvoordelen, omdat hij deze auto op de zaak had gezet. Denk bijv. aan de 0%-bijtelling en de diverse investeringsaftrekken. De Belastingdienst geloofde echter niet dat hij de Prius ook zakelijk gebruikte, want hij had namelijk ook een bestelauto van de zaak. Omdat de discussie met de Belastingdienst een paar jaar later plaatsvond, was het voor de keukenmonteur erg moeilijk om alsnog te laten zien welke zakelijke kilometers hij met welke auto had afgelegd. Het onderbouwen van de 10%-grens was dus lastig, maar de vraag was of ook hier de 500-kilometergrens gebruikt zou kunnen worden. De keukenmonteur zou dan zijn belastingvoordeel mogen houden.
Het draait om 10% De rechtbank in Groningen gaf de keukenmonteur volledig gelijk, maar Hof Arnhem-Leeuwarden niet. Uiteindelijk mocht de Hoge Raad jaren later de knoop doorhakken. De keukenmonteur vindt het niet redelijk dat aan de ene kant (het aantal privékilometers) wel rekening gehouden mag worden met de 500-kilometergrens, maar aan de andere kant (het aantal zakelijke kilometers) niet. Helaas voor de keukenmonteur is de Hoge Raad het niet met hem eens: om een auto op de zaak te mogen zetten, moet hij aannemelijk maken dat hij minimaal 10% van zijn jaarlijkse kilometers zakelijk heeft afgelegd. Hij kan dus niet volstaan met het aannemelijk maken van meer dan 500 zakelijke kilometers en moet zijn belastingvoordelen terugbetalen.
bz-advies
Volgens de Hoge Raad geldt de bijtellingsgrens alleen bij de afbakening tussen keuzevermogen en verplicht ondernemingsvermogen en dan alleen in die gevallen waarin het aantal gereden zakelijke kilometers het aantal gereden privékilometers overtreft. In alle andere gevallen gelden de gebruikelijke regels voor vermogensetikettering.