Definitieve regels fosfaatgrondbemonstering
Hoe kunt u nu voor hogere fosfaatnormen in aanmerking komen? Aan welke eisen moet de bemonstering en de analyse voldoen? Wat is raadzaam om te doen? Hoe kunt u voordeel behalen?
Oude monsters
Monsterdatum vóór 16 mei 2006. Monsters die genomen zijn vóór 16 mei 2006 zijn niet meer geldig. Monsters mogen namelijk op 15 mei van het betreffende jaar niet ouder zijn dan 4 jaar.
Monsterdatum van 16-5-2006 tot 1-11-2009. Monsters die in deze periode zijn genomen, zijn geldig mits deze: 1. zijn geanalyseerd door een geaccrediteerd laboratorium en 2. zijn genomen door dat laboratorium of onder de verantwoordelijkheid van dat laboratorium. Grondmonsters die door u zelf zijn gestoken, zijn dus niet bruikbaar. Naast deze eisen worden er aan deze grondmonsters geen aanvullende eisen gesteld.
Nieuwe monsters (vanaf 1-11-2009)
Via welke methode? Voor het bepalen van het fosfaatgehalte in de bodem zijn de standaardmethode en de gestratificeerde methode toegestaan.
Voor beide methoden geldt:dat u de monsters niet zelf mag nemen en dat het monster op 15 mei niet ouder mag zijn dan 4 jaar én dat·u voor gras- en bouwland respectievelijk het PAL- of het PW-getal moet laten bepalen.
De bemonsteringsdiepte voor grasland moet 10 cm. zijn. De bemonsteringsdiepte voor bouwland moet 10 of 25 cm. zijn. U moet bemonsteren per topografisch perceel (zie ook Tip 3 hiernaast voor de uitzondering). Van het perceel moeten de GPS-coördinaten worden vastgelegd, behalve als volgens de standaardmethode bemonsterd is en het monster is gestoken tussen 1 november 2009 en 1 januari 2010. In dat geval hoeven de GPS-coördinaten niet vastgelegd te zijn.
Standaardmethode. Bij de standaardmethode geldt dat het monster van maximaal 5 ha genomen mag worden. Daarnaast moet de fosfaattoestand per topografisch perceel bepaald worden. Wanneer een topografisch perceel groter is dan 5 hectare dient u dus 2 of meer monsters te laten nemen. De fosfaattoestand moet dan bepaald worden op basis van een gewogen gemiddelde (de som van alle oppervlakten x de fosfaattoestand en delen door de totale oppervlakte).
Tip 1. Het bepalen van het gewogen gemiddelde fosfaatgehalte moet ook bij het gebruik van oude monsters.
Tip 2. Om in aanmerking te komen voor hogere fosfaatgebruiksnormen moet altijd het gehele topografische perceel onderzocht zijn. U mag dus geen gedeelten overslaan.
Tip 3. Bij de standaardmethode is het onder voorwaarden toegestaan om aangrenzende topografische percelen samen te voegen. Dit mag als de afzonderlijke topografische percelen niet groter zijn dan 2,5 ha en de totale onderzochte oppervlakte niet groter is dan 5 ha. Verschil in grondsoort speelt hierbij geen rol.
Gestratificeerde methode. De gestratificeerde methode is een door het Ministerie van LNV exact voorgeschreven methode. Voor u is belangrijk dat er één monster genomen mag worden per topografisch perceel, ongeacht de oppervlakte hiervan.
Welke methode kiest u? Het bemonsteren en analyseren via de gestratificeerde methode is per monster duurder dan via de standaardmethode. Bij de gestratificeerde methode is er echter geen oppervlakte-eis. Bij topografische percelen groter dan 5 ha is het dus verstandig eerst een berekening te (laten) maken van de kosten. Neem hierin ook het voordeel van minder monsters mee.