Blijven oppassen met meewerkende kinderen?
Laatst speelde er een rechtszaak over de vraag of er een dienstbetrekking is als een zoon af en toe werkt in het bedrijf van zijn vader. De controleur wilde over een aantal jaren werknemerspremies plus boete vangen. Wat zei de rechter?
Gezagsverhouding. Een werknemer is voor de werkÂnemersverzekeringen (WW, WAO, ziekenfonds) pas verplicht verzekerd als tussen werkgever en werknemer een dienstbetrekking bestaat. Een van de juridische en fiscale vereisten voor een dienstbetrekking is dat er een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer bestaat; de werknemer moet verplicht zijn om de aanwijÂzingen van de werkgever op te volgen.
De Centrale Raad van Beroep neemt over het alÂÂgemeen niet snel aan dat er een gezagsverhouding is tussen een ouder en een meewerkend kind. Mogelijk is er dan wel sprake van ouderlijk gezag, maar niet van arbeidsrechtelijk gezag.
Het blijft oppassen met kids. Onlangs besliste de Centrale Raad van Beroep (CRvB nr. 04/1394) dat er wel een gezagsverhouding bestond tussen vaÂÂder en zoon (dus een dienstbetrekking en dus betaling van premies). Wat was het geval?
Vader en zoon
A werkte al van jongs af aan tijdens de vakanties in het bedrijf van zijn pa (B). Na het behalen van de vereiste diploma’s bleef A voor pa werken. Sinds die tijd factureerde hij aan zijn vader.
Toen kwam de controleur. Naar aanleiding van een looncontrole stelde het Uwv dat A in priÂvaatrechtelijke dienstbetrekking stond tot B. B was het niet eens met de correctienota’s (= naÂÂheffingen voor de werknemerspremies) en ging in beroep bij de rechter. De rechtbank te Alkmaar verwierp het beroep van B. B liet het er niet bij zitten en ging in beroep bij de CRvB.
Wezenlijk bij de bedrijfsvoering. Die besliste dat de door A verrichte werkzaamheden een weÂÂzenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van B vormden. En verder dat B het bij zijn bedrijf voortÂdurend bestaande tekort aan gecertificeerd personeel aanvulde door inschakeling van onder meer zijn zoon. Feitelijk verrichtte de zoon alle voorÂkomende werkzaamheden op dezelfde voet als de andere in het bedrijf werkzame personen, onÂder wie uitzendkrachten. Vader behield via zijn toezichthouder in het bedrijf de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het werk. Volgens de CRvB was er dus sprake van een geÂÂzagsÂverhouding en bestond er tussen vader en zoon een dienstbetrekking.
Wanneer wel, wanneer niet? Het is niet mogelijk om voor iedere individuele situatie exact aan te geven wanneer er nu wel en wanneer er geen sprake is van een dienstbetrekking tussen ouders en kinderen. Dit hangt helemaal af van de feiten en omstandigheden.
In principe kan gesteld worden dat er geen dienstbetrekking is, tenzij de omstandigheden duidelijk wijzen op een toch bestaand werkgeÂversgezag. Dat kan het geval zijn als het kind onder dezelfde voorwaarden werkt als het overige personeel (zoals in deze procedure).
Zekerheid voor alles
Bij twijfel kunt u uw zaak voorleggen aan het Uwv. Probleem daarbij is vaak echter dat het lang duurt voordat u een reactie op papier heeft.
Wat is beter? Beter is het om uw zaken al zo te organiseren dat uw kind duidelijk niet onder deÂÂzelfde arbeidsvoorwaarden werkt als de rest van het personeel. Tip. Dat kan onder andere blijken uit een afÂwijkend loon, afwijkende werktijden en de vrijheid om te komen en te gaan.
Andersom. Het kan natuurlijk ook zijn dat uw kind juist wel verzekerd wil zijn voor de financiĂ«le geÂvolgen van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ziektekosten. In dat geval moet u de feiten en omstandigheden dus juist andersom plooien.