WGA-uitkering en arbeidskorting
Arbeidskorting Een uitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) kan worden uitbetaald door de werkgever of door het UWV. Keert de werkgever de uitkering uit, dan telt deze mee voor de berekening van de arbeidskorting. Keert het UWV de uitkering uit, dan telt de uitkering niet mee voor de arbeidskorting.
Discriminatie? Een werknemer werkt in 2018 in loondienst. Hij is gedeeltelijk arbeidsongeschikt en krijgt naast het loon van zijn werkgever een WGA-uitkering. Omdat de werkgever niet bereid is de uitkering van het UWV door te betalen, ontvangt de werknemer de uitkering rechtstreeks van het UWV. In zijn aangifte IB/PVV heeft de werknemer de uitkering aangemerkt als loon uit tegenwoordige arbeid om zo arbeidskorting over de uitkering te krijgen. De inspecteur is het hier niet mee eens.
Loon uit vroegere dienstbetrekking De zaak belandt uiteindelijk bij de Hoge Raad (ecli:nl:hr:2024:1657). De Hoge Raad oordeelt, net als eerder het hof, dat de WGA-uitkering niet als loon uit tegenwoordige arbeid kan worden aangemerkt en daarom terecht niet in de berekeningsgrondslag van de arbeidskorting is betrokken.
Ongelijke behandeling Wel is volgens de Hoge Raad het gelijkheidsbeginsel geschonden. De ongelijke behandeling van WGA-uitkeringen voor de arbeidskorting vindt haar oorzaak in de toepassing van wettelijke bepalingen en vloeit niet voort uit begunstigend beleid. Het doel van de regeling van de arbeidskorting is vooral gericht op het aantrekkelijker maken van het verrichten van betaald werk. Er bestaat volgens de Hoge Raad geen relevant objectief verschil tussen de situatie waarin een WGA-uitkering direct van het UWV wordt ontvangen en de situatie waarin een WGA-uitkering via de werkgever wordt ontvangen. In beide gevallen is een WGA-uitkering naar haar aard geen loon uit tegenwoordige arbeid en daarom zou deze in geen van beide gevallen in de berekeningsgrondslag van de arbeidskorting behoren te worden betrokken. De ongelijke behandeling van deze gelijke gevallen is, ook met inachtneming van de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever, niet gerechtvaardigd.
Taak wetgever De Hoge Raad komt daarom tot de slotsom dat dit verschil in behandeling in strijd is met het discriminatieverbod dat is neergelegd in de mensenrechtenverdragen. Het ligt op de weg van de wetgever om in het geconstateerde rechtstekort te voorzien.