Recht op (volledig) thuiswerken ontstaan?
Toename thuiswerken. Het aantal werknemers dat, al dan niet gedeeltelijk, thuiswerkt, is de afgelopen jaren aanmerkelijk gestegen. Zeker sinds de coronacrisis is thuiswerken eigenlijk niet meer weg te denken uit de maatschappij. Waar thuiswerken tijdens de coronacrisis veelal noodgedwongen plaatsvond, heeft een groot deel van werkgevers en werknemers de voordelen ervan inmiddels omarmd. Toch leidt het ook in toenemende mate tot discussies en conflicten.
Wettelijk recht op thuiswerken?
Dat thuiswerken tegenwoordig tot het nieuwe normaal behoort, wil nog niet zeggen dat werknemers een wettelijk recht op thuiswerken hebben. Dit is in Nederland, in tegenstelling tot verschillende andere landen, namelijk nog altijd niet het geval. Op grond van de Wet flexibel werken kan een werknemer weliswaar een verzoek tot (gedeeltelijk) thuiswerken doen, maar u mag dit verzoek weigeren. Daar zijn voor de verandering eens geen zwaarwegende bedrijfsbelangen voor nodig.
Schriftelijk vastleggen. Wilt u wel voldoen aan een dergelijk verzoek van de werknemer of wilt u zelf vanuit beleidsmatige overwegingen dat werknemers een of meerdere dagen thuiswerken, dan is het dus zaak om de afspraken schriftelijk vast te leggen.
Geen wettelijke basis. Nu een wettelijke basis ontbreekt, is dit van extra groot belang. U kunt bij onduidelijke of ontbrekende afspraken immers niet op een wettelijke regeling terugvallen.
Recente rechtspraak. Ook in een recente rechtszaak (ECLI:NL:RBMNE:2024:5717) speelt een geschil over het (vermeende) recht om thuis te werken. De medewerker van een notariskantoor werkt al geruime tijd volledig vanuit huis. De werkgever heeft dit een tijd lang aangekeken, maar heeft de werknemer op verschillende momenten dringend verzocht om weer op kantoor te komen werken. Als de werknemer hieraan niet voldoet, sommeert de werkgever haar op zeker moment om dit alsnog te doen. Volgens de werkgever is dit nodig uit oogpunt van werkbegeleiding en kantooromstandigheden.
Of een verworven recht?
De werknemer weigert op kantoor te komen werken en meldt zich als gevolg van de oproep zelfs ziek. Van daaruit escaleert het al langer lopende conflict over het thuiswerken alleen maar verder, tot aan de locatie van waaruit gere-integreerd dient te worden aan toe. Volgens de werknemer is er namelijk feitelijk sprake van een verworven recht om volledig thuis te werken. Door het langere tijd toe te staan, meent de werknemer dat hij inmiddels het recht heeft om vanuit huis in plaats vanaf kantoor te (blijven) werken.
Oordeel rechter
De rechter constateert dat uit niets blijkt dat partijen afspraken hebben gemaakt over (volledig) thuiswerken door de werknemer en oordeelt tevens dat door het tijdelijk gedogen door de werkgever er nog geen verworven recht voor de werknemer is ontstaan. Vanwege de vergaand verstoorde arbeidsrelatie besluit de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De werknemer ontvangt wel de wettelijke transitievergoeding, maar niet de geëiste billijke vergoeding. De rechtbank acht de werkgever namelijk niet ernstig verwijtbaar, enkel vanwege het vasthouden aan het verzoek om op kantoor te komen werken.