Deblokkering van een in een lijfrenterekening omgezette ODV
Kennisgroepstandpunt
De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting en de Kennisgroep formeel recht van de Belastingdienst hebben vragen beantwoord over de revisierente bij deblokkering van een geblokkeerde lijfrenterekening die is ontstaan uit de omzetting van een oudedagsverplichting (kg:070:2024:4) .
De casus Een dga heeft op 1 juli 2017 het pensioen dat hij bij zijn eigen BV opbouwde, het pensioen in eigen beheer (PEB), omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). De fiscale balanswaarde van het PEB bedroeg op dat moment € 103.938. Op 1 juli 2018 besluit de dga de ODV om te zetten in een geblokkeerde lijfrenterekening, de fiscale balanswaarde van de ODV op dat moment bedroeg € 104.000. Op 1 februari 2024 deblokkeert de dga de lijfrenterekening, de lijfrenterekening heeft dan een waarde van € 118.000.
Vragen Naar aanleiding van de voorgelegde casus hebben de kennisgroepen antwoord gegeven op een aantal vragen. Over welk bedrag is de dga 20% revisierente verschuldigd? Als er revisierente is verschuldigd, kan de dga dan ook gebruikmaken van de tegenbewijsregeling? Als de dga de tegenbewijsregeling mag gebruiken, welke waarde moet er dan worden gebruikt voor deze tegenbewijsregeling?
Doel revisierente
De wetgever heeft de regeling van revisierente ingevoerd om een eerder genoten belastingvoordeel terug te nemen dat men heeft genoten bij de inleg in een lijfrenteproduct. Wanneer er niet meer aan de fiscale voorwaarden voor lijfrentes wordt voldaan, moet men 20% revisierente betalen. Achteraf bezien is er dan te weinig belasting betaald. Daardoor loopt de staat niet alleen belastinginkomsten mis, maar ook renteopbrengsten.
Grondslag revisierente Uit het kennisgroepstandpunt volgt dat de grondslag voor de revisierente de waarde is die de lijfrenterekening heeft ten tijde van de afkoop. In de casus is dat € 118.000. De verschuldigde revisierente bedraagt 20% hiervan: dat is € 23.600.
Tegenbewijsregeling In beginsel bedraagt de revisierente 20% van de waarde van de lijfrenterekening of lijfrentepolis op het moment van afkoop. Er bestaat echter een versoepeling. Het is mogelijk gebruik te maken van een tegenbewijsregeling als tussen het afsluiten van de lijfrente en de afkoop minder dan tien jaar ligt. De tegenbewijsregeling houdt in dat men berekent hoeveel belastingrente er verschuldigd zou zijn als de Belastingdienst de in aftrek gebrachte inleg zou navorderen. Als dat lager is dan de revisierente, kan men de tegenbewijsregeling toepassen. Op de website van de Belastingdienst staat hiervoor een hulpmiddel.
Deblokkering lijfrenterekening
Volgens de kennisgroepen komt de dga uit de casus in aanmerking voor het gebruik van de tegenwijsregeling voor de in een lijfrente omgezette ODV. De ODV-aanspraak is in de casus in 2018 geruisloos omgezet in een geblokkeerde lijfrenterekening. Deze geruisloze omzetting heeft tot gevolg dat er in 2018 een nieuwe aanspraak is ontstaan. 2018 is voor de tegenbewijsregeling het jaar van afsluiten van de lijfrente. Tussen het moment van deblokkering van de lijfrenterekening in 2024 en de geruisloze omzetting van de ODV in een lijfrente in 2018 ligt minder dan tien jaar. De grondslag voor de tegenbewijsregeling is de aanwendingswaarde van de ODV-aanspraak. In de casus bedraagt deze € 104.000. Het kennisgroepstandpunt vermeldt niet wat de revisierente is bij toepassing van de tegenbewijsregeling.
bz-advies
Toepassing van de tegenbewijsregeling bij afkoop van een in een lijfrente omgezette ODV kan interessant zijn. Is er sprake van arbeidsongeschiktheid, dan kan afkoop van een lijfrente ook vaak, geheel of gedeeltelijk, plaatsvinden zonder revisierente. In de situatie dat er sprake is van verrekenbare IB-verliezen, is afkoop mogelijk ook interessant. Tot het bedrag van de verrekenbare verliezen is dan alleen de revisierente verschuldigd, deze is maximaal 20% over de afkoopwaarde. Dat is lager dan het laagste tarief inkomstenbelasting voor niet-AOW-gerechtigden.