Machtiging door rechter voor geldlening aan zoon nodig bij bewindvoering
Opname en onder bewind
Jan is weduwnaar en wordt al jarenlang verzorgd door zijn enig kind Wim die bij hem in huis woont. Als de situatie verslechtert, wordt Jan opgenomen in een verzorgingstehuis. Zijn vermogen wordt onder bewind gesteld met benoeming van een bewindvoerder.
Machtiging voor verkoop woning. Het is altijd de bedoeling geweest dat het ouderlijk huis door Wim wordt overgenomen. Er wordt een koopovereenkomst opgesteld, waarin staat dat Wim het huis voor een koopprijs van € 260.000 koopt van zijn vader. Voor deze verkoop wordt door de kantonrechter machtiging verleend aan de bewindvoerder (art. 1:441 lid 2 BW) .
Geldleningsovereenkomst opgesteld. Voor € 120.000 kan Wim financiering regelen bij een bank. Het restant van € 140.000 wil hij lenen van zijn vader. Daarvoor wordt bij de notaris een geldleningsovereenkomst opgesteld. Deze heeft een looptijd van tien jaar en er wordt een marktconforme rente van 4,5% afgesproken. Omdat deze overeenkomst wordt getekend door de bewindvoerder, wordt ook hiervoor machtiging gevraagd aan de kantonrechter.
Niet in het belang van vader
Deze machtiging wordt echter door de kantonrechter geweigerd. De geldlening zou niet in het belang zijn van vader Jan en zou ten koste gaan van zijn vermogen. Tegen deze beschikking wordt door de bewindvoerder beroep aangetekend.
Duidelijke wens uitgesproken. Tijdens een gesprek met Jan in de verzorgingsinstelling in aanwezigheid van zijn vaste begeleider en een griffier, heeft hij herhaaldelijk verklaard dat hij het goedvindt dat een deel van de verkoopopbrengst van de woning als lening aan zijn zoon wordt verstrekt. Wim heeft jarenlang veel voor hem gedaan en zelf heeft hij het geld niet nodig.
Wel in belang van vader, aldus de rechter. Jan is consistent in zijn wens dat de woning door Wim wordt overgenomen en dat daarvoor aan hem geld wordt geleend. Jan heeft deze wens helder kunnen verwoorden. De rechter is van mening dat de geldlening niet alleen in het belang is van Wim. Door uitvoering te geven aan de uitdrukkelijke wens van Jan om de woning over te kunnen dragen aan Wim, is het aangaan van de geldleningsovereenkomst ook in het belang van Jan.
Hoe oordeelt de rechter?
Door de schriftelijke geldleningsovereenkomst bij de notaris zijn de vermogensrechtelijke belangen van Jan voldoende beschermd. Voor het bedrag van de geldlening is een marktconforme rente overeengekomen en na verkoop van de woning krijgt Jan € 120.000 op zijn rekening. Jan heeft AOW, een pensioenuitkering en beschikt over voldoende maandinkomsten voor zijn uitgaven. Het sluiten van de geldleningsovereenkomst brengt daar geen verandering in. Daarom machtigt de rechter in beroep (ECLI:NL:GHAMS:2024:1443) de bewindvoerder om namens Jan bij de notaris de geldleningsovereenkomst te tekenen!