Het UWV moet loonkostensubsidie voor starters herzien
Geen recht op subsidie. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 27 juni 2024 een uitspraak gedaan over een loonkostensubsidie voor een ondernemer die in mei 2020, aan het begin van de coronapandemie, een restaurant had geopend (ECLI:NL:CRVB:2024:1192) . Volgens de bestaande subsidieregeling had hij geen recht op subsidie over de periode van oktober 2020 tot maart 2021. De CRvB oordeelde echter dat de regeling onvoldoende rekening hield met de belangen van starters en daarmee in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Hierdoor moeten sommige voorwaarden van de regeling worden aangepast en moet het UWV een nieuw besluit nemen.
Hoe zat dat met deze subsidie?
Vanwege de coronapandemie werden vanaf maart 2020 verschillende beperkende maatregelen, zoals lockdowns, ingevoerd. Om de economische impact hiervan te verzachten, werden er verschillende subsidieregelingen opgezet, waaronder de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3).
Subsidie om loon door te betalen. Werkgevers konden loonkostensubsidie krijgen om hun personeel te blijven betalen, op voorwaarde dat ze omzetverlies hadden geleden. Dit verlies werd berekend door de omzet tijdens de coronamaanden te vergelijken met de referentieomzet van voor 29Â februari 2020. Ondernemers die na deze datum waren gestart, hadden volgens de regeling geen omzetverlies en dus geen recht op subsidie.
Starters. Bij de invoering van de regeling wist de regering dat er een kans was dat starters zouden worden uitgesloten, maar er moest snel een noodregeling komen die eenvoudig uitvoerbaar was voor het UWV. Het opnemen van hardheidsclausules zou de regeling complexer en daardoor moeilijker uitvoerbaar maken. Daarbij waren andere subsidieregelingen, zoals die voor vaste lasten, wel beschikbaar voor startende ondernemers.
Voor 1Â maart 2020 geen omzet. Deze zaak bij de CRvB ging over een ondernemer die zijn restaurant in mei 2020 had geopend en toen ook personeel had aangenomen. Hij werd zwaar getroffen door de coronamaatregelen, maar omdat hij volgens de regeling geen omzetverlies had (aangezien hij voor 1Â maart 2020 geen omzet had), kreeg hij geen subsidie. De regeling kende geen hardheidsclausule en dus bood de regeling geen mogelijkheden om van de voorwaarde van omzetverlies af te wijken.
Toetsing door de rechter. De CRvB benadrukt dat de rechter in principe terughoudend moet zijn bij het toetsen van subsidieregelingen, omdat de regelgever veel beleidsvrijheid heeft. Maar in dit geval vindt de CRvB dat er omstandigheden zijn die een intensievere toetsing rechtvaardigen. Toen de subsidieregeling in september 2020 werd ingevoerd, was er geen acute noodsituatie meer, maar de financiële gevolgen voor ondernemers werden zwaarder naarmate de pandemie voortduurde. Het belang van de regering om de regeling snel uitvoerbaar te houden, woog niet meer op tegen de nadelige financiële gevolgen voor startende ondernemers. De CRvB oordeelt dat het uitsluiten van starters onevenredig is. Daarom moet de voorwaarde dat er voor 1 maart 2020 omzet moet zijn geweest, buiten toepassing blijven.
Het UWV moet een nieuw besluit nemen
De CRvB draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen. Hierbij moet de subsidie niet worden geweigerd omdat de ondernemer voor 1Â maart 2020 geen omzet had. De CRvB suggereert dat het UWV het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode voor het omzetverlies kan hanteren.