Mag de gemeente het OZB-tarief zomaar verdubbelen?
Gemeentekas spekken ... Gemeenten hebben een beperkt aantal mogelijkheden om de gemeentelijke kas te vullen. Een belangrijke is de onroerende zaak belasting (OZB). Via de OZB kan een gemeente eigenaren van een woning een heffing opleggen, net als de eigenaren en gebruikers van niet-woningen. Daarbij hebben gemeenten een grote beleidsvrijheid. Wettelijk is alleen bepaald dat de OZB niet afhankelijk mag zijn van het inkomen, de winst of het vermogen.
Verdubbeling tarief toegestaan?
Onlangs boog Hof Den Haag zich over de vraag of het een gemeente is toegestaan het tarief voor de OZB te verdubbelen (ECLI:NL:GHDHA:2024:114) . In de betreffende zaak had de gemeente Vlaardingen ervoor gekozen om de OZB voor de eigenaren van niet-woningen praktisch te verdubbelen. De stijging van het tarief bedroeg maar liefst 98%. Daar stond tegenover dat de gebruikers van niet-woningen geen OZB meer hoefden te betalen. De eigenaar van een aantal niet-woningen was het hiermee niet eens en stapte naar de rechter.
In strijd met algemene rechtsbeginselen? Het hof gaf aan dat het een gemeente in beginsel vrij staat de tarieven van de OZB zelf te bepalen. Wel moeten de tarieven altijd voldoen aan de algemene rechtsbeginselen. Deze mogen bijv. niet in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Vervolgens boog het hof zich over de vraag of de verdubbeling van het tarief wellicht met deze beginselen in strijd was.
Argumenten deugen niet. De gemeente somde een aantal redenen op waarom ervoor was gekozen om de gebruikersheffing voor niet-woningen te schrappen en de rekening ervan bij de eigenaren van niet-woningen te leggen. Onder andere werd aangevoerd dat hiermee leegstand van niet-woningen werd bestreden. Dit werd niet onderbouwd en zou berusten op een algemene ervaringsregel die het hof echter onbekend was. Ook bleek uit de cijfers niet dat door de maatregel de leegstand was verminderd. De gemeente voerde ook aan dat er met de wijziging een meer stabiele inkomensbron gerealiseerd kon worden. Leegstand zou immers niet langer leiden tot minder opbrengst aan OZB. Volgens het hof ging de gemeente er hierbij aan voorbij dat de wijziging erg nadelig uitpakte voor de eigenaren van niet-woningen. Bovendien bleek dat deze ook nog eens een stijging van de gemeentelijke lasten van zo’n € 400.000 moesten ophoesten. Ten slotte kon het hof zich ook niet verenigen met de stelling dat de eigenaren de hogere OZB zouden kunnen doorberekenen aan de huurders. Dat deze mogelijkheid wellicht aanwezig was, was volgens het hof onvoldoende. Het hof besloot dan ook de stijging van 98% te beperken tot 3%, de stijging van het algemene tarief in dat jaar.
Wat kunt u hiermee?
Uit het arrest blijkt dat gemeenten weliswaar een grote beleidsvrijheid hebben inzake de heffing van OZB, maar wel moeten voldoen aan de algemene rechtsbeginselen. De belangrijkste zijn het gelijkheidsbeginsel, het verbod op willekeur, het redelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play. In het hiervoor genoemde arrest was het hof van mening dat er niet aan de eerste drie vereisten was voldaan. Zo gaf het hof aan dat er ook gekozen had kunnen worden voor de tariefswijziging in stappen in te voeren en dat er op zijn minst aandacht besteed had kunnen worden dat er grote negatieve gevolgen voor de eigenaren van niet-woningen op zouden treden.