Geruisloze inbreng van een verhuurde onderneming in een BV

Geruisloze inbreng

Hof Amsterdam heeft onlangs een uitspraak gedaan over een geruisloze inbreng van een verhuurde onderneming in een BV (ecli:nl:ghams:2022:3203) .

Casus Een ondernemer drijft sinds 1997 een onderneming. In 2010 verhuurt hij deze onderneming voor maximaal 15 jaar aan een derde. In augustus 2017 is er een intentieverklaring ondertekend door de ondernemer tot inbreng van zijn verhuurde onderneming in een BV. Op 29 maart 2018 is de BV opgericht en heeft de inbreng plaatsgevonden. Hierna verzoekt de ondernemer de Belastingdienst om goedkeuring van de geruisloze inbreng. De inspecteur wijst het verzoek af, omdat er geen sprake is van een ondernemer in fiscale zin.

Oordeel rechtbank

De rechtbank is het met de inspecteur eens. Hiertoe onderzoekt de rechtbank allereerst of er sprake is van een ondernemer. Immers, een ondernemer kan gebruikmaken van de geruisloze inbrengfaciliteit.

Ondernemer Volgens de definitie van artikel 3.4 Wet inkomstenbelasting 2001 zijn er twee criteria van belang, te weten:

1. de onderneming moet voor rekening en risico van de ondernemer worden gedreven; en
2. de ondernemer moet rechtstreeks worden verbonden voor verbintenissen van de onderneming.

Eerste criterium Bij de beoordeling van het eerste criterium leidt de rechtbank uit de jurisprudentie af dat er bij verhuur van een onderneming sprake is van een objectieve onderneming, met twee ondernemers, de verhuurder en de huurder.

Tweede criterium Het tweede criterium is verder ingevuld door een beleidsbesluit van de staatssecretaris. Er is sprake van verbondenheid voor verbintenissen van de onderneming, indien de verhuurder kan worden aangesproken door zakelijke crediteuren van de onderneming. Uit de jurisprudentie leidt de rechtbank af dat de verbondenheid bij twee contractuele voorwaarden naar voren komt. Deze voorwaarden zijn: (1) een investeringsplicht en (2) verplichtingen, zoals groot onderhoud en ingrijpende reparaties die voor rekening van de verhuurder komen. Uit de casus volgt dat de verhuurder weliswaar een investeringsplicht heeft en ook aansprakelijk is voor het groot onderhoud, maar dat dit feitelijk een wassen neus is. Voor de overdracht in 2010 is het pand ingrijpend gerenoveerd, zodat er in de komende jaren geen groot onderhoud is. De investeringsplicht heeft zich vertaald in de aanschaf van een grasmaaier in de afgelopen tien jaar.

Medegerechtigheid De geruisloze inbrengfaciliteit kan ook gebruikt worden door een bepaald soort medegerechtigde tot een onderneming, namelijk degene die na zijn ondernemerschap nog medegerechtigde blijft tot het vermogen van de onderneming. De medegerechtigheid moet een rechtstreekse voortzetting van het ondernemerschap zijn. Het zogenaamde ‘voortgezette ondernemerschap’. De ondernemer voldoet aan deze voorwaarde, maar er is volgens de rechtbank geen sprake van een medegerechtigheid tot het vermogen van een onderneming. Opvallend is dat de rechtbank voor deze beoordeling wederom uitgaat van het tweede criterium van het ondernemerschap.

Oordeel Hof Amsterdam

De geruisloze inbrengfaciliteit kan volgens het hof worden toegepast, omdat er sprake is van medegerechtigheid tot het vermogen van een onderneming. Immers, de onderneming wordt voor een maximale periode van 15 jaar verhuurd en de stille reserves in de vermogensbestanddelen van de onderneming komen na de verhuurperiode weer toe aan de ondernemer.

bz-advies

Houd bij inbreng van een onderneming de termijnen goed in de gaten. Bij een geruisloze omzetting moet de intentieverklaring binnen negen maanden na afloop van het (boek)jaar bij de Belastingdienst zijn. De BV moet binnen 15 maanden na het overgangstijdstip zijn opgericht om de onderneming vanaf 1 januari (overgangstijdstip) voor rekening en risico van de BV te laten komen.