Overlijdensuitkering uit reisverzekering werkgever onbelast
Casus Tijdens een dienstreis in 2013 loopt een werknemer een rabiësinfectie op en komt daardoor te overlijden. In 2017 ontvangt de weduwe een overlijdensuitkering uit een door de werkgever van de overleden werknemer afgesloten reisverzekering. In geschil is of de uitkering belast is of onbelast.Volgens de vrouw is verstrekking van de verzekering een verstrekking voor tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking. De door de werkgever jaarlijks verschuldigde premie van € 500 voor de reisverzekering overtreft niet in belangrijke mate hetgeen gebruikelijk is.
Oordeel rechtbank De rechtbank constateert dat de verzekering deel uitmaakt van de arbeidsvoorwaarden van de werknemer (ecli:nl:rbgel:2022:3319) . Verder staat vast dat de werkgever de betaalde premie niet tot het loon heeft gerekend. Ook neemt de Belastingdienst sinds 2020 ten aanzien van het aanwijzen van loonbestanddelen als gerichte vrijstellingen een soepeler standpunt in. Als de werkgever voldoet aan de voorwaarden en grensbedragen van de gerichte vrijstelling, is de gerichte vrijstelling van toepassing. Vaststaat dat de werkgever voldoet aan deze voorwaarden. De verzekering vormt in 2013 loon, waarop een gerichte vrijstelling van toepassing is. Dan komt de omkeerregel niet meer aan de orde. De uitkering is onbelast.
bz-advies
Heeft u als werkgever aan het einde van 2022 nog vrije ruimte en overweegt u uw werknemers een bonus te geven? Laat deze bonus dan in de vrije ruimte vallen. U moet de bonus dan wel in 2022 uitbetalen en voldoen aan het gebruikelijkheidscriterium.