Waardering op restwaarde mogelijk?
Oud beestje. Het sportcomplex van een stichting bestaat o.a. uit voetbalvelden, kleedruimtes, een tribune, een kantine en een opslagruimte. De oudste delen van het sportcomplex zijn van 1968.
Restwaarde bereikt. Het gebouw wordt door de gemeente voor de WOZ gewaardeerd op de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17 lid 3 Wet WOZ. Volgens de stichting moet de gecorrigeerde vervangingswaarde van het sportcomplex per 1 januari 2016 (de waardepeildatum) worden gesteld op de restwaarde.
In gebruik, dus geen restwaarde. Volgens de gemeente moet een lagere correctie voor de technische veroudering worden toegepast dan de taxatiewijzer voorschrijft. Hierdoor komt de waarde van het complex hoger uit dan de restwaarde. Omdat het complex nog in gebruik is, kan het volgens de gemeente niet worden gewaardeerd op de restwaarde.
Beslissing hof. Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van de gemeente, dus geen waardering op restwaarde. Het hof baseert zijn beslissing op het bepaalde in de taxatiewijzer algemeen, het feit dat de taxateur de onroerende zaak binnen en buiten heeft opgenomen en op de ter zitting getoonde foto’s van de kantine.
Hoge Raad. De stichting is het niet eens met de beslissing van het hof en gaat in cassatie. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:169) is het wel degelijk verenigbaar met de in de Wet WOZ genoemde gecorrigeerde vervangingswaarde om een sportcomplex dat nog steeds in gebruik is te waarderen op de restwaarde. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof ‘s-Hertogenbosch om de zaak verder af te doen.