Wel voor (klein)kinderen, niet voor neven
Familievrijstelling
Op grond van artikel 15, lid 1, onderdeel b van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is onder voorwaarden vrijgesteld de verkrijging van tot een ondernemingsvermogen behorende onroerende zaken door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters of hun echtgenoten, mits de onderneming vervolgens wordt voortgezet. In deze procedure ging het erom of de beperking van de vrijstelling tot naaste familieleden verboden discriminatie opleverde.
Oom-neefmaatschap
De casus was eigenlijk standaard: neef en oom dreven samen een melkveebedrijf. Het bedrijf zat al generaties in de familie. Nadat de gezondheid van grootvader werken niet meer toeliet, had zijn dochter (de moeder van de huidige verkrijger) de zaak van vader overgenomen, waarna veel later haar zoon het bedrijf overnam. Zijn oom (de broer van zijn moeder) zat met zijn geërfde grond ook in de maatschap, maar had daarin nooit een (leidinggevende) positie. Het was voor iedereen altijd duidelijk geweest dat uiteindelijk het gehele bedrijf (met de gronden van oom) door neef zou worden overgenomen. Maar toen het zover was, kwam de overdrachtsbelasting in beeld.
bz-advies
Wie de tijd heeft kan ‘flipperen’. Door enkele vrijgestelde overdrachten kan de grond dan belastingvrij bij de gewenste persoon terechtkomen.
Grotendeels vrijgesteld
Vanzelfsprekend viel het leeuwendeel van de overgenomen onroerende zaken (landbouwgrond) onder de vrijstelling van artikel 15.1.q van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Maar de overgenomen bedrijfswoning was niet vrijgesteld en viel onder het tarief van 2%. Het overige bedrijfsmatig vastgoed viel onder het (toenmalige) tarief van 6%. Had in deze situatie een (klein)kind het vastgoed van (groot)vader of (groot)moeder overgenomen, dan zou er geen overdrachtsbelasting verschuldigd zijn geweest door de vrijstelling van artikel 15.1.b van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Maar deze geldt niet in de verhouding waarvan hier sprake was, die tussen oom en neef. Leverde dat geen verbonden discriminatie op?
Geen discriminatie
De inspecteur en met hem Rechtbank Gelderland (ecli:nl:rbgel:2024:7645 ) oordeelden van niet. De rechtbank overwoog dat uit de parlementaire geschiedenis bleek dat de faciliteit ooit was ingevoerd om versnippering van agrarisch grondbezit tegen te gaan. Met deze faciliteit was er een fiscaalvriendelijke faciliteit voor het merendeel van alle gevallen. Overdracht van ouders aan kinderen is immers de meest voorkomende vorm van bedrijfsopvolging en in deze verhouding is de faciliteit van toepassing. Duidelijk was echter ook dat er bewust voor was gekozen om de vrijstelling niet verder te verruimen, bijv. naar verkrijgingen door neven en nichten. Het is met andere woorden een bewuste keuze van de wetgever geweest om de kring van verkrijgers te beperken tot verkrijgers in rechte lijn of in de zijlijn. Deze keuze leverde volgens de rechtbank geen verboden discriminatie op en was dus toegestaan.
Indirect verkregen geparkeerde grond
Interessant was de stelling van de verkrijger dat de gronden (in)direct waren verkregen van grootvader. De grond was alleen maar tijdelijk ‘geparkeerd’ bij zijn oom. In het verleden kon grond in gevallen als deze (anders dan vandaag de dag) namelijk niet zonder overdrachtsbelasting aan kleinkinderen worden overgedragen. Gevoelsmatig klopt dit verhaal misschien wel, maar juridisch miste het feitelijke grondslag. De onderneming was namelijk destijds gewoon door grootvader overgedragen aan oom. Wat er feitelijk gebeurt, telt nu eenmaal in het recht, en niet wat er wordt gevoeld.
Korting
De hele procedure had (in de bezwaarfase) te lang geduurd. Dat leverde de belastingplichtige een vergoeding van € 2.500 voor immateriële schade op. Toch mooi een korting op de belastingaanslag van 10%!