Goedkeuring antimisbruikbepaling
Misbruik FE
Heeft een vennootschap een aandelenbelang van ten minste 95% in een dochtervennootschap, dan kan er op verzoek een fiscale eenheid Vpb worden aangevraagd. De heffing van vennootschapsbelasting vindt dan plaats als ware er één belastingplichtige (de moedervennootschap). Dat betekent onder andere dat het mogelijk is om zonder Vpb vermogensbestanddelen over te dragen tussen gevoegde vennootschappen. Om te voorkomen dat het fiscale eenheidsregime wordt misbruikt, kennen we wel de antimisbruikbepaling van artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Deze komt er kort gezegd op neer dat als de fiscale eenheid binnen zes jaar verbreekt, er alsnog vennootschapsbelasting is verschuldigd over de meerwaarde in het vermogensbestanddeel ten tijde van de overdracht.
Voorbeeld
Een vennootschap heeft een pand. De werkelijke waarde van het pand is € 1 miljoen en de boekwaarde € 500.000. Een koper wil het pand kopen. Bij verkoop is de vennootschap dus over € 500.000 vennootschapsbelasting verschuldigd. De vennootschap richt een 100%-dochtervennootschap op en gaat hiermee een fiscale eenheid voor de Vpb aan. Vervolgens draagt de vennootschap het pand over aan de dochtervennootschap. Na deze overdracht worden de aandelen in de dochtervennootschap en dus het pand overgedragen aan de koper.
Zonder antimisbruikbepaling is op de verkoop van de deelneming de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Om dit soort fiscaal gedreven gebruik van de fiscale eenheid te voorkomen is artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in het leven geroepen. Op grond hiervan dient bij verbreking van de fiscale eenheid door verkoop van de dochtervennootschap alsnog bij de fiscale eenheid afrekening plaats te vinden over de meerwaarden van € 500.000.
Let op.
- Bij overdracht van een (zelfstandig) onderdeel van een onderneming tegen uitreiking van aandelen bedraagt de sanctietermijn drie jaar in plaats van zes jaar.
- Over de meerwaarden waarover op grond van artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 afgerekend moet worden, mag nog wel een fictieve afschrijving in mindering worden gebracht.
Overdracht door liquidatie
Een overdracht van een vermogensbestanddeel kan ook plaatsvinden door een liquidatie van een vennootschap die deel uitmaakt van de fiscale eenheid. In dat kader heeft de staatssecretaris een goedkeuring verleend.
Goedkeuring
In de goedkeuring van de staatssecretaris staat de volgende casus centraal. TH en D1 vormen een fiscale eenheid met M. TH bezit alle aandelen in D1. Maatschappij D1 wordt ontbonden en vereffend (liquidatie) en draagt in dat verband vermogensbestanddelen over aan TH.
Geen sanctiebepaling De overdracht van de vermogensbestanddelen leidt niet tot toepassing van de antimisbruikbepaling (art. 15ai wet vpb 1969) bij het einde van de fiscale eenheid ten aanzien van D1. Bij beëindiging van een fiscale eenheid door ontbinding en vereffening is er namelijk geen ontvoegingstijdstip.
Verbreking fiscale eenheid Vervolgens eindigt in 2024 de fiscale eenheid tussen M en TH, omdat M niet meer voldoet aan de bezitseis (aandelenbelang minder dan 95%). Daardoor treedt wel de antimisbruikbepaling in werking voor de vermogensbestanddelen die eerder in het bij de liquidatie van D1 binnen de fiscale eenheid zijn overgedragen aan TH. Volgens de staatssecretaris is de sanctie van artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in deze situatie niet in lijn met het doel van deze regeling. Wij onderschrijven dit standpunt. Tegen deze achtergrond keurt de staatssecretaris goed dat bij de latere ontvoeging van de fiscale eenheid de sanctie van artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 achterwege blijft ten aanzien van de overdracht van de vermogensbestanddelen in het kader van de eerdere liquidatie.
bz-advies
Beoordeel bij een verbreking van een fiscale eenheid Vpb altijd of er binnen de sanctieperiode is geschoven met vermogensbestanddelen waarin meerwaarden zitten.