Kwijtscheldingswinstvrijstelling: gelieerde verhoudingen
Kwijtscheldingswinstvrijstelling
Scheldt een schuldeiser om zakelijke redenen een lening kwijt, dan is er bij de schuldenaar-vennootschap een belaste winst voor het nominale bedrag van de lening. Vaak heeft de schuldenaar compensabele verliezen. Tot daadwerkelijke belastingheffing komt het pas als de kwijtscheldingswinst meer bedraagt dan deze verliezen. Soms kan de schuldenaar een beroep doen op de kwijtscheldingswinstvrijstelling bij ‘niet voor verwezenlijking vatbare rechten’. De kwijtscheldingswinst is dan, voor zover deze de compensabele verliezen overstijgt, vrijgesteld voor de vennootschapsbelasting.
Niet voor verwezenlijking vatbaar Of een vordering niet voor verwezenlijking vatbaar is, moet worden beoordeeld vanuit het standpunt van de schuldeiser ten tijde van het kwijtschelden. Indien een schuldeiser zakelijk handelde bij het kwijtschelden van een vordering, is er sprake van niet voor verwezenlijking vatbare rechten. Uiteraard moet de belastingplichtige dit wel kunnen onderbouwen. Naar het oordeel van Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de belastingplichtige er niet in geslaagd te bewijzen dat de schuldeiser niet voor verwezenlijking vatbare rechten heeft prijsgegeven (ecli:nl:rbzwb:2022:120) . De belastingplichtige heeft namelijk helemaal niets aangedragen om dit te onderbouwen! Kortom: de kwijtscheldingswinst is belast, maar de belastingplichtige heeft geen recht op de kwijtscheldingswinstvrijstelling.
Gelieerdheid schuldeiser en schuldenaar Bij een kwijtschelding door een schuldeiser die gelieerd is met de schuldenaar, moet allereerst de vraag worden gesteld of de kwijtschelding plaatsvindt om zakelijke dan wel onzakelijke redenen. Daarnaast kan ook het leerstuk van de onzakelijke lening een rol spelen bij de fiscale gevolgen van de kwijtschelding.
Voorbeeld 1
Een vader heeft een lening van € 100.000 verstrekt aan de vennootschap van zijn dochter. Vader scheldt de lening van € 100.000 kwijt. De lening is op dat moment € 100.000 waard.
De fiscaal relevante vraag is of een onafhankelijke (niet-gelieerde) schuldeiser de lening zou kwijtschelden. Als het antwoord hierop ontkennend luidt, dan is er sprake van kwijtschelding om een onzakelijke reden. De reden van de kwijtschelding is gelegen in de familiesfeer. De kwijtschelding door de vader is dan aan te merken als een schenking van € 100.000 aan de dochter, gevolgd door een informele kapitaalstorting van € 100.000 door de dochter in haar vennootschap. Het voordeel is voor de vennootschap onbelast. Er is namelijk geen sprake van (belaste) winst, maar van een (onbelaste) kapitaalstorting. De dochter kan haar verkrijgingsprijs van de aandelen (box 2) met € 100.000 verhogen.
Voorbeeld 2
Een moedervennootschap heeft aan haar dochtervennootschap een lening verstrekt van € 400.000. Door verliezen bij de dochtervennootschap is de vordering € nihil waard. De lening kwalificeert als een onzakelijke lening. De moedervennootschap scheldt de lening kwijt.
Omdat er sprake is van een onzakelijke lening is, wordt de kwijtschelding van de lening behandeld als een onzakelijke kwijtschelding. Dat betekent dat er sprake is van een informele kapitaalstorting van de moedervennootschap in de dochtervennootschap van € 400.000. Dit voordeel is bij de dochtervennootschap onbelast en de moedervennootschap kan haar opgeofferde bedrag verhogen met € 400.000.
Voorbeeld 3
Zie voorbeeld 2, maar nu zijn de lening en kwijtschelding zakelijk. De dochtervennootschap beschikt over € 300.000 compensabele verliezen.
In dit geval is de winst van € 400.000 belast bij de dochtervennootschap, waarvan € 300.000 verrekenbaar is met de verliezen. € 100.000 is vrijgesteld op basis van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Als de moedervennootschap een afwaarderingsverlies op de lening heeft genomen, moet de moedervennootschap dit verlies terugnemen door een opwaarderingsreserve te vormen. Bij toename van de waarde van de aandelen in de dochtervennootschap moet deze opwaarderingsreserve (in zoverre) belast vrijvallen. Toevoeging aan de opwaarderingsreserve kan in dit geval beperkt blijven tot het volgens de kwijtscheldingswinstvrijstelling vrijgestelde bedrag van € 100.000.