Geen periodieke gift vanwege onvoldoende overlijdensrisico?
Schenkingen aan ANBI
Jaarlijkse schenkingen. Jan heeft een goededoelenstichting opgericht waarvan hij zelf voorzitter wordt. Aan de stichting is de ANBI-status (algemeen nut beogende instelling) toegekend. Bij notariële akte wordt vastgelegd dat Jan en zijn echtgenote Trix gedurende vijf jaar periodieke schenkingen doen aan de stichting. Elk jaar wordt er door hen € 50.000 geschonken. De verplichting tot het doen van schenkingen vervalt als de langstlevende echtgenoot binnen vijf jaar overlijdt of als de stichting de ANBI-status verliest.
Inspecteur niet akkoord. De schenking wordt door Jan als periodieke gift opgegeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. Er geldt (anders dan bij gewone giften) geen drempel en geen maximum. Volgens de inspecteur is dit echter een gewone gift, omdat er niet wordt voldaan aan het vereiste van een onzekere gebeurtenis waarvan de gift afhankelijk is. De inspecteur schat het risico op overlijden van de beide echtgenoten binnen vijf jaar op 0,03%. Bij een periodieke gift moet dat percentage ten minste 1% zijn.
Gelijkheid? Jan bestrijdt dit. Als de gift alleen door hem zou zijn gedaan, zou het overlijdensrisico zonder verdere motivering op ten minste 1% zijn vastgesteld. Dat de periodieke gift nu afhankelijk is gesteld van twee levens, mag geen verschil maken. Anders is dit in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Daarbij kan de stichting in de tussentijd haar ANBI-status verliezen of ontbonden worden. Er zijn dus volop onzekere gebeurtenissen.
Wat is een periodieke gift?
Eisen. In de wet staat geen definitie van een periodieke gift, maar uit de rechtspraak en de wetsgeschiedenis volgt dat het moet gaan om:
- een gift (of uitkering) die onderdeel is van een reeks van giften van ten minste vijf jaar; en
- waarbij iedere gift of uitkering afhankelijk is van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Pas bij een overlijdensrisico van 1% is de gebeurtenis onzeker genoeg.
Voorwaarden bij schenking. Bij periodieke giften of uitkeringen kan worden bepaald dat deze niet alleen eindigen bij overlijden, maar ook bij arbeidsongeschiktheid of faillissement van de schenker, bij ontbinding of faillissement van de stichting of bij verlies van de ANBI-status. In de zaak van Jan en Trix is alleen bepaald dat de gift afhankelijk is van overlijden van de langstlevende en bij verlies van de ANBI-status. Volgens de rechter heeft de inspecteur terecht geoordeeld dat het overlijdensrisico van de beide echtgenoten beduidend lager is dan 1%.
Geen gelijke gevallen. Dat er sprake is van ongelijke behandeling, klopt niet. In dit geval gaat het om een gift die afhankelijk is van twee levens. Dat is wezenlijk anders dan een periodieke gift die slechts door één persoon wordt gedaan. Het overlijdensrisico is dan groter. Het is logisch dat toetsing van de sterftekans in dat geval door de inspecteur niet hoeft te worden gedaan.
Oordeel rechter. Ook het feit dat de stichting de ANBI-status kan verliezen of tussentijds kan worden ontbonden, kan de rechter niet overtuigen. Als voorzitter heeft Jan daar zelf invloed op. Bovendien is deze onzekerheid moeilijk te meten. Hof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2020:4059) oordeelt dat het gaat om een gewone gift en dat Jan dus niet in aanmerking komt voor de verruimde aftrekmogelijkheid.