Herziening splitsingsvrijstelling overdrachtsbelasting
Waarom wijziging splitsingsvrijstelling?
De wetgever vindt dat de huidige splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting (OVB) te ruim is. Hij voert daarbij de hiernavolgende redenen aan.
- De faciliteit in de OVB kan ook van toepassing zijn indien in het kader van een verkoop bedrijfsonderdelen met vastgoed worden afgesplitst naar een nieuwe vennootschap en vervolgens de aandelen in deze vennootschap worden verkocht. De splitsingsfaciliteit is naar huidig recht van toepassing als aan het verkoopklaar maken niet in overwegende mate de bedoeling om OVB te voorkomen ten grondslag ligt.
- In de praktijk ontstaat er veel discussie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst over de vraag of er sprake is van ontgaan of uitstellen van OVB.
- De splitsingsvrijstelling wijkt qua voorwaarden af van de andere herstructureringsfaciliteiten in de OVB, zoals de interne reorganisatievrijstelling, bedrijfsfusie of juridische fusie.
De herziene splitsingsvrijstelling
De juridische splitsingsvrijstelling geldt alleen voor NV’s, BV’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen met een in aandelen verdeeld kapitaal of met hiermee vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen. Een stichting kwalificeert niet. De nieuwe splitsingsvrijstelling maakt een onderscheid tussen:
- de juridische splitsingen waarbij een onderneming, of zelfstandig deel van een onderneming, wordt verkregen;
- de ruziesplitsingen waarbij geen onderneming overgaat.
Ad 1. Splitsingen met onderneming
Verkrijgt een vennootschap onder algemene titel een onderneming met onroerende zaken, dan is de verkrijging van de onroerende zaken vrijgesteld van OVB. Het gaat daarbij om een materiële onderneming in de zin van de inkomstenbelasting. Of een onderneming wordt verkregen, wordt bezien vanuit het perspectief van de verkrijgende vennootschap. De vrijstelling geldt uitsluitend voor ondernemingsgebonden onroerende zaken en dus niet voor beleggingsvastgoed.
Voortzettingseis De verkrijgende vennootschap moet de onderneming drie jaar in zijn geheel voortzetten. De verkrijgende vennootschap mag de onderneming wel (eenmalig) vervreemden in het kader van een opvolgende vrijgestelde rechtshandeling. De opvolgende verkrijger moet de onderneming dan wel voor de resterende periode voortzetten. Een opvolgende vrijgestelde rechtshandeling is een vrijgestelde juridische fusie, vrijgestelde juridische (af)splitsing, een vrijgestelde interne reorganisatie, dan wel een aandelenruil, waarbij ten minste 75% van de aandelen wordt verkregen tegen toekenning van een door eigen aandelen vertegenwoordigd soortgelijk belang. Als de juridische splitsing samen met de opvolgende rechtshandeling in overwegende mate is gericht op het ontgaan van de heffing van OVB, is de verkrijging in het kader van de juridische splitsing alsnog belast.
Aanhoudingseis De aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon moeten onmiddellijk of middellijk een zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht gelijkwaardig belang krijgen in de verkrijgende rechtspersoon (een soortgelijk belang). Een kwalitatief gelijkwaardig belang is een belang dat in financiële en economische zin gelijkwaardig is aan het afgestane belang. Een kwantitatief gelijkwaardig belang is een belang dat gelijkwaardig van aard is, doordat het dezelfde rechten en verplichtingen vertegenwoordigt bij het achterliggende vermogen, waaronder de onroerende zaken. De verkregen soortgelijke aandelen moeten de aandeelhouders ten minste drie jaar in bezit houden. Is dat niet het geval, dan is er alsnog OVB verschuldigd bij die aandeelhouder die niet voldoet aan de aanhoudingseis. Daarbij geldt een voor-zover-benadering.
Toegestane vervreemdingen Het soortgelijke belang mag wel (eenmalig) worden vervreemd in het kader van een opvolgende vrijgestelde juridische fusie, juridische splitsing, interne reorganisatie of een 75%-aandelenruil. Een samenstel van transacties die in overwegende mate gericht zijn op het ontgaan van de heffing van OVB, leidt ook hier alsnog tot verschuldigdheid van OVB.
Onroerendezaakrechtspersoon Als ten aanzien van de verkrijgende rechtspersoon de splitsingsvrijstelling van toepassing is op de verkrijging van de onroerende zaken, dan is ook de verkrijging van aandelen door de aandeelhouders van die verkrijgende rechtspersoon (of een groepsvennootschap) vrijgesteld. Dat is van belang indien de verkrijgende rechtspersoon een onroerendezaakrechtspersoon is. Let op. Bij een juridische splitsing van een zogenoemde ‘vastgoedonderneming’ geldt de vrijstelling alleen als de splitsende rechtspersoon of de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon het gehele belang in de verkrijgende rechtspersoon krijgt.
Ad 2. Ruziesplitsing
Voor zogenoemde ‘ruziesplitsingen’ waarbij er geen onderneming overgaat, geldt eveneens een vrijstelling (zie het hierna gegeven voorbeeld). Let op. De vrijstelling geldt slechts indien en voor zover het materiële belang bij het vastgoed hetzelfde blijft. Deze toets moet per onroerende zaak worden toegepast. Indien en voor zover het belang bij een onroerende zaak wordt uitgebreid, is dus wel OVB verschuldigd. In het hierna gegeven voorbeeld hadden aandeelhouders A en B eerst een 50%-belang in twee panden. Na de splitsing hebben beide aandeelhouders een 100%-belang in één pand. Zij hebben dus hun belang in het betreffende pand met 50% uitgebreid. Over dat deel, in dit geval € 500.000, is dus OVB verschuldigd. De vraag is dan ook of in deze gevallen in de praktijk veel gebruikgemaakt zal worden van de splitsingsfaciliteit.
Voorbeeld ruziesplitsing
Een vennootschap heeft twee panden (ieder € 1 miljoen waard) en twee aandeelhouders A en B, ieder heeft 50% van de aandelen. In het kader van een ruziesplitsing gaat het ene pand over naar vennootschap A waarvan A alle aandelen bezit en het andere pand naar vennootschap B waarvan B alle aandelen bezit. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat de aandeelhouder van de splitsende rechtspersoon voor 100% aandeelhouder wordt van de verkrijgende rechtspersoon, een soortgelijk belang terugkrijgt en dit soortgelijke belang ten minste drie jaar in bezit houdt. In het gegeven voorbeeld is aan de 100%-aandeelhouderseis voldaan. Ook hier geldt dat (eenmalig) mag worden ‘doorgereorganiseerd’ mits daarbij een vrijstelling wordt toegepast en de opvolgende reorganisatie geen onderdeel uitmaakt van een reeks van rechtshandelingen, waardoor er materieel sprake is van een vervreemding van de onroerende zaak.
bz-advies
De vrijstelling OVB bij splitsing zal per 1 juli 2025 ingrijpend wijzigen. Indien een herstructurering aan de orde is of binnenkort aan de orde zal zijn, is het dus goed om te beoordelen of het vanwege de wijziging van de splitsingsvrijstelling in de OVB voor dan wel na 1 juli 2025 te herstructureren.