LOONKOSTENVOORDEEL - 30.08.2024

Voortzetting LKV na overgang van onderneming toegestaan

Omzetting onderneming

In deze zaak is een werknemer, geboren in 1957, op 1 maart 2018 in dienst getreden van een onderneming (edelsmid). Onmiddellijk voor het aangaan van dit dienstverband ontving deze werknemer een WW-uitkering. In april 2018 heeft het UWV een doelgroepverklaring afgegeven, waarmee de werkgever recht had op het LKV oudere werknemer.In mei 2018 werd de eenmanszaak van de werkgever omgezet in een vennootschap onder firma (Vof), waarna de werkgever een verzoek indiende om het LKV toe te passen voor de periode van 1 mei 2018 tot en met 31 december 2018. De inspecteur wees dit verzoek af.

Recht op LKV Voor het hof was in geschil of de werkgever, na de omzetting van de eenmanszaak in een Vof, nog steeds recht had op het LKV. Het hof oordeelde dat de rechten en verplichtingen van de oorspronkelijke werkgever zijn overgegaan op de Vof. Dit betekent dat de dienstbetrekking werd voortgezet zonder dat er een nieuwe arbeidsrelatie ontstond, waardoor het recht op LKV behouden bleef.Daarnaast oordeelde het hof dat de doelgroepverklaring, die was verstrekt aan de oorspronkelijke werkgever, nog steeds geldig was na de overgang van de onderneming. Dit omdat de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) niet vereist dat de doelgroepverklaring specifiek aan de nieuwe werkgever wordt verstrekt.Het hof concludeerde dat de voorwaarden voor toepassing van het LKV oudere werknemer waren vervuld. Met name dat de werknemer in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering (WW). De nieuwe werkgever had daardoor recht op het LKV voor de resterende periode.

Oordeel van de Hoge Raad

Voor de Hoge Raad (ecli:nl:hr:2024:746) was de belangrijkste vraag of de aanvang van de dienstbetrekking moest worden bepaald op het moment van de overgang van de onderneming. De Hoge Raad oordeelde dat de overgang van de onderneming niet leidt tot een nieuwe dienstbetrekking en dat het oorspronkelijke tijdstip van indiensttreding bepalend blijft. Daarmee bleef het recht op LKV voor de nieuwe werkgever in stand.

Gevolgen voor de praktijk

De uitspraak van de Hoge Raad geldt niet alleen voor het LKV, maar ook voor het lage-inkomensvoordeel (LIV). Bovendien geldt het arrest voor alle beschikkingen Wtl die op 24 mei 2024 nog niet definitief vaststonden. Heeft de werkgever in 2020 of later bij een overgang van een onderneming werknemers overgenomen voor wie de overdragende werkgever recht had op een of meer LKV’s, waarvan de doelgroepverklaring nog geldig is in 2023, dan kan de werkgever bezwaar maken tegen de beschikking Wtl 2023.

bz-advies

• Ga na of er beschikkingen Wtl zijn die op 24 mei 2024 nog niet definitief vaststonden.
• Maak bezwaar als uw klant in 2020 of later bij een overgang van een onderneming werknemers heeft overgenomen voor wie de overdragende werkgever recht had op een of meer LKV’s, waarvan de doelgroepverklaring nog geldig is in 2023.
• Neem een kopie op van de doelgroepverklaring van de overgenomen werknemers in de loonadministratie.

Toekomst LIV en LKV oudere werknemers

Voor dienstbetrekkingen die begonnen voor 1 januari 2024 blijft het LKV voor oudere werknemers van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per kalenderjaar gewoon in stand tot het einde van de looptijd van maximaal drie jaar. Voor dienstbetrekkingen die op of na 1 januari 2024 zijn begonnen, wordt het LKV per 1 januari 2025 verlaagd naar € 1,35 per verloond uur en per 1 januari 2026 afgeschaft. Het LIV wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Andere LKV’s Het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer blijft bestaan en wordt versoepeld. Ook het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden blijven bestaan.