VERMOGENSRENDEMENTSHEFFING - 30.08.2024

Ontwikkelingen box 3

Box 3, het is een steeds terugkomend onderdeel in deze adviesbrief en dat zal de eerstkomende tijd niet veranderen. In een Kamerbrief van 18 juli 2024 licht staatssecretaris Folkert Idsinga zijn vervolgstappen in het box 3-dossier toe.

Kamerbrief Volgens de in de brief weergegeven planning staan in augustus 2024 de vaststelling van de doelgroep voor aanvullend herstel en de definitie van werkelijk rendement gepland en gaat in oktober 2024 de communicatie met de burgers van start. De staatssecretaris gaat in zijn brief ook in op een aantal nog openstaande vragen over de definitie van werkelijk rendement. Op het moment van het schrijven van dit artikel (20 augustus 2024) heeft de staatssecretaris nog niet de hem voor augustus toegezegde informatie verstrekt. Een korte samenvatting.

Belasting op werkelijk rendement

Volgens de Hoge Raad moet de inkomstenbelasting in box 3 worden geheven over ten hoogste het daadwerkelijk op het vermogen behaalde rendement. Belastingplichtigen van wie het werkelijk behaalde rendement lager is dan het wettelijk vastgestelde forfaitaire rendement, moeten de gelegenheid krijgen om dit aannemelijk te maken. Slagen zij daarin, dan moet de belasting worden verminderd, zodat deze alleen over het werkelijke rendement wordt geheven. Dus feitelijk een tegenbewijsregeling.

Berekening van werkelijk rendement

De Hoge Raad heeft zijn arresten van 6 juni 2024 en 14 juni 2024 weliswaar verschillende handvatten gegeven voor het bepalen van het werkelijke rendement, maar daarmee is nog niet alle onduidelijkheid over de definitie van het werkelijke rendement weggenomen. De staatssecretaris benoemt in zijn brief (tk 2023-2024, 32140, nr. 204) enkele resterende vragen. Een deel daarvan beantwoordt hij wel direct, een ander deel laat hij nog onderzoeken. Belangrijk vertrekpunt daarbij is het oordeel van de Hoge Raad dat voor de invulling van het begrip ‘werkelijk rendement’ zo veel mogelijk moet worden aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3 voor ogen had.

  1. Moment van belastingheffing op directe inkomsten  De Hoge Raad heeft in zijn arresten niet expliciet bepaald in welk jaar de directe inkomsten tot het werkelijk rendement moeten worden gerekend. De staatssecretaris concludeert uit het wettelijke systeem dat er moet worden aangesloten bij het kasstelsel en dat dus directe inkomsten worden belast in het jaar van ontvangst. Rente op een spaarrekening die betrekking heeft op 2022 en in 2023 wordt ontvangen, wordt daarom belast in 2023.
  2. Verdeling van box 3-vermogen of -inkomen tussen fiscaal partners  De Hoge Raad heeft zich niet gebogen over de verdeling van box 3-vermogen of -inkomen tussen fiscale partners. De staatssecretaris stelt dat het werkelijke rendement tussen fiscale partners moet worden verdeeld volgens dezelfde verhouding als de verdeling van de gezamenlijke grondslag van box 3. Partners kunnen wel terugkomen op de onderlinge verdeling totdat de aanslagen van beide partners onherroepelijk vaststaan.
  3. Nog onderzocht
  • Eigen gebruik van onroerende zaken  De vraag is of het eigen gebruik van onroerende zaken een voordeel oplevert dat tot het werkelijke rendement moet worden gerekend. De staatssecretaris wijst op een arrest van 10 juni 2016 en op de wetsgeschiedenis waarin de economische huurwaarde van een (tweede) woning tot de inkomsten wordt gerekend. Dit aspect wordt nog verder onderzocht.
  • Waardering van woningen  Volgens de Hoge Raad moet voor de berekening van de waardeontwikkeling van woningen worden aangesloten bij de WOZ-waarde. Onduidelijk is echter hoe de waardeontwikkeling moet worden bepaald als de woning gedurende het jaar wordt verkocht of gekocht.
  • Overig  Verder noemt de staatssecretaris nog het onderzoek naar de effecten in buitenlandsituaties, toepassing van de schuldendrempel en het bepalen van de doelgroep voor het aanvullend herstel.

Openstaande vragen Koepel- en belangenorganisaties, waaronder de NOB en RB, hebben ook een overzicht met 14 openstaande vragen gepubliceerd. Een deel daarvan komt terug in de door de staatssecretaris genoemde vragen, maar niet allemaal. Zo vragen zij zich onder meer ook af van welke WOZ-waarde men moet uitgaan.

Proces en planning rechtsherstel

De staatssecretaris laat weten dat nadat de definitie van werkelijk rendement en de doelgroep zijn vastgesteld, de Belastingdienst kan starten met de uitvoering van het (aanvullend) herstel box 3. De planning luidt als volgt:

Activiteit
Indicatieve datum
Vaststellen van de doelgroep en de definitie van werkelijk rendement
Augustus 2024
Toetsing op uitvoerbaarheid
September 2024
Verder bouwen van het OWR-formulier en testen (inclusief controle op OWR-formulieren)
September 2024 tot en met april 2025
Verzending individuele informatiebrieven met duidelijk handelingsperspectief en globaal tijdpad
Oktober 2024
Aangiftecampagne inkomstenbelasting 2024
Maart en april 2025
Verzending individuele attentiebrieven
Vanaf juni 2025
OWR-formulier live zetten: belastingplichtigen kunnen werkelijk rendement opgeven
Juni 2025 (is afhankelijk van capaciteit bij bijv. de BelastingTelefoon en timing van versturing attentiebrieven)
Bouwen processen voor verwerking OWR-formulieren in inkomstenheffingsystemen
Onderzoek loopt
Vaststellen definitieve aanslagen (2021 tot en met 2024)
Vierde kwartaal 2025 (afhankelijk van voorgaande traject/keuzes)
Vaststellen verminderingsbeschikkingen (2017 tot en met 2024)
Tweede kwartaal 2026 (afhankelijk van voorgaande traject/keuzes)

Een heel traject dus en de staatssecretaris rept in zijn brief ook nog over de grote (ICT-)opgaven waarvoor de Belastingdienst staat. Afwachten dus of het allemaal ook conform planning zal verlopen.

Bericht over definitieve aanslagen IB 2021

De Belastingdienst heeft in afwachting van de uitkomsten in de lopende procedures de aanslagregeling 2021, 2022 en 2023 opgeschort voor aanslagen met box 3-inkomen, dat bestaat uit meer dan alleen banktegoeden. Gezien de hiervoor genoemde planning, is het nog wel even wachten op de aanslagregeling. Er geldt echter een wettelijke aanslagtermijn van drie jaar, afgezien van verlenging door (met name) verleend uitstel voor het indienen van de aangifte, Dat betekent dat in veel gevallen de aanslagtermijn voor 2021 eind 2024 afloopt en de Belastingdienst in deze gevallen niet langer kan wachten met het opleggen van de definitieve aanslag 2021. Dat betekent weer dat in deze aanslagen de uitspraken van de Hoge Raad nog niet verwerkt kunnen worden. Een groep van zo’n 40.000 à 45.000 belastingplichtigen is/zal daarover worden geïnformeerd in augustus en september. In de brief staat wat dit voor hen betekent en wat ze kunnen doen als ze het oneens zijn met de aanslag. Een tijdig bezwaar luidt in deze gevallen hoe dan ook ons advies. Vooralsnog maken wij uit het genoemde aantal op dat de Belastingdienst wel rekening houdt met eventueel verlenging van de aanslagtermijn met het (eventueel via de beconregeling) verleende uitstel tot het doen van aangifte en dat in deze gevallen dus nog niet in 2024 een aanslag wordt opgelegd. Maar helemaal duidelijk is de berichtgeving niet. Waakzaamheid is dus op zijn plaats.

Het aanvullend rechtsherstel box 3 begint vorm te krijgen, maar er zijn nog wel wat hobbels te nemen en het duurt nog wel even voordat het rechtsherstel ook daadwerkelijk plaatsvindt. Houd de berichtgeving in de gaten en maak tijdig bezwaar als de klant een aanslag ontvangt waarmee hij/zij het oneens is.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01