ERFBELASTING - 29.04.2022

Geen terugwerkende kracht voor maatschap met fiscaal oogmerk

Als een maatschap met terugwerkende kracht is aangegaan om erfbelasting te besparen, zal de fiscus geen terugwerkende kracht aan deze maatschap willen toekennen.

De zaak Een man drijft een agrarische onderneming. Op 1 januari 1999 draagt hij zijn melkquotum over aan een maatschap die hij op dat moment heeft met een familielid. Vervolgens staakt de man zijn onderneming. Het familielid zet deze onderneming voort. Na de staking verpacht de man de agrarische opstallen en landbouwgrond die hij privé bezit aan de onderneming van de bedrijfsopvolger. Als compensatie verkrijgt de man een vordering op de voormalige maatschap, een levenslange lijfrente-uitkering en een vergoeding voor gebruikte elektra.

Deelname aan nieuwe maatschap

Naderhand gaat de man deelnemen aan een maatschap die een melkvee- en varkenshouderij exploiteert. De bedrijfsopvolger en zijn vrouw zijn de andere maten. De man brengt zijn vordering op de onderneming van de bedrijfsopvolger in. Vanwege zijn leeftijd verricht de man slechts incidenteel arbeid. Voor deze arbeid ontvangt hij een arbeidsbeloning in natura. Volgens zijn aangifte IB/PVV 2016 heeft de man in 2016 ook de ondergrond agrarisch bouwblok, overige opstallen en overige cultuurgrond huiskavel ingebracht in de maatschap. Daarbij is de waarde getaxeerd op in totaal € 204.180. Al voor de inbreng gebruikte de maatschap deze onroerende zaken tegen huur of pacht. In 2018 overlijdt de man. De bedrijfsopvolger is zijn enige erfgenaam. Deze erfgenaam wil namens de erflater de doorschuiffaciliteit bij staking door overlijden toepassen. Hij dient op 25 mei 2018 daartoe een verzoek in. De Belastingdienst ontvangt dit verzoek op 8 december 2018 en wijst het af.

Navorderingsaanslag De inspecteur ziet zelfs reden om de erflater een navorderingsaanslag IB/PVV over 2016 op te leggen. De erfgenaam gaat namens de erflater in bezwaar en beroep. De rechtbank moet specifiek de hiernavolgende punten behandelen (ecli:nl:rbgel:2022:265) .

  • Beschikt de inspecteur over een nieuw feit, zodat hij een navorderingsaanslag mag opleggen?
  • Heeft de maatschapsovereenkomst terugwerkende kracht?
  • Zijn de onroerende zaken op de datum van de maatschapsovereenkomst ingebracht (in gebruik en genot)?

Navordering en nieuw feit

In beginsel moet de Belastingdienst beschikken over een nieuw feit om een navorderingsaanslag te kunnen opleggen. De afwezigheid van een nieuw feit staat de navorderingsaanslag niet in de weg als de belastingplichtige te kwader trouw is. Navordering zonder nieuw feit is eveneens mogelijk als een voorlopige aanslag, een voorheffing, een voorlopige teruggaaf of een voorlopige verliesverrekening ten onrechte of tot een onjuist bedrag is verrekend. Ook (een wijziging in) de toerekening van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen tussen fiscale partners kan leiden tot een navorderingsaanslag, zelfs zonder nieuw feit. Verder is navordering zonder nieuw feit mogelijk in het geval van een kenbare fout. Een fout is in ieder geval kenbaar als het bedrag aan te weinig geheven belasting minimaal 30% bedraagt van de wettelijk verschuldigde belasting.

Nieuw feit?

De erfgenaam betwist dat er hier sprake is van een nieuw feit. In de aangifte IB/PVV is winst uit onderneming aangegeven. Daarnaast zijn de balans en resultatenrekening van de maatschap meegestuurd. De inspecteur is pas vragen gaan stellen nadat hij de aanslag heeft opgelegd. Verder wijst de erfgenaam op de sterke daling in het box 3-vermogen in de aangifte over 2016 in vergelijking met 2015. De Belastingdienst heeft daarom al eerder nader onderzoek moeten doen, aldus de erfgenaam. De inspecteur stelt daarentegen dat hij heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht, omdat de ingediende aangifte een verzorgde indruk maakte. Bovendien ziet hij in het aangaan van een maatschap geen bijzondere omstandigheid die hem verplicht tot nader onderzoek.

Datum overeenkomst ontbreekt De rechtbank is het eens met de fiscus. De Belastingdienst had in alle redelijkheid geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Hierbij neemt de rechtbank mee dat een gerenommeerd belastingadvieskantoor de aangifte heeft ingediend. Bovendien blijkt uit de informatie in de aangifte of in de overige naar de fiscus gezonden stukken niet dat de maatschapsovereenkomst op de desbetreffende datum is ondertekend. Daardoor is er sprake van een nieuw feit.

Terugwerkende kracht maatschap

Een ander geschilpunt is of de maatschap met terugwerkende kracht is ingegaan. De erfgenaam doet daarbij een beroep op het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 6 februari 2010 (stcrt. 2010, 2094) . In dit besluit keurt de staatssecretaris onder voorwaarden goed dat een personenvennootschap met terugwerkende kracht tot stand komt. Deze goedkeuring ziet overigens niet alleen op overeenkomsten tussen echtgenoten. De terugwerkende kracht gaat niet verder dan negen maanden. Men mag ook voor wat betreft de toepassing van de ondernemingsfaciliteiten, rekening houden met de terugwerkende kracht. De voorwaarden voor de goedkeuring zijn als volgt:

  • de overeenkomst kan niet verder terugwerken dan de datum die is opgenomen in de overeenkomst;
  • de overeenkomst kan niet verder terugwerken dan tot het begin van het kalenderjaar waarin deze overeenkomst tot stand is gekomen;
  • de terugwerkende kracht is niet gericht op incidenteel fiscaal voordeel;
  • indien de ondernemers de winst mogen bepalen over een boekjaar, dat niet samenvalt met het kalenderjaar (gebroken boekjaar), treedt het gebroken boekjaar in de plaats van het kalenderjaar.

Achtergrond van de maatschap

Bij de beoordeling of de terugwerkende kracht is gericht op het behalen van incidenteel fiscaal voordeel, wijst de rechtbank op het volgende. Van incidenteel fiscaal voordeel is alleen sprake als een regimeovergang leidt tot afstel van belasting of als een regimewijziging zelf slechts incidenteel is en er daardoor incidenteel fiscaal voordeel ontstaat. Van een incidenteel fiscaal voordeel bij inbreng is alleen sprake als bij die inbreng vaststaat dat de fiscale gevolgen ervan maar voor één boekjaar gelden. Dit fiscaal voordeel kan overigens ook zien op andere belastingmiddelen, waaronder de erfbelasting. De gemachtigde van de erfgenaam verklaart dat de maatschap mede is aangegaan om de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de erfbelasting te kunnen toepassen. Verder was het vermogen van de erflater sterk gelieerd aan deze maatschap. Hij had immers een vordering op deze maatschap en verpachtte opstallen en grond aan deze maatschap. Deze vermogensbestanddelen veroorzaakte bij hem een hoge belastingdruk in box 3.

Incidenteel fiscaal voordeel beoogd

De rechtbank constateert dat de maatschap terugwerkende kracht moest hebben om zo de box 3-heffing bij de erflater al in 2016 te voorkomen. Vooruitlopend op een eventueel overlijden, hebben de partijen besloten om de erflater als maat tot de maatschap te laten toetreden. Vanwege dit beoogde incidentele fiscale voordeel heeft de Belastingdienst de terugwerkende kracht terecht geweigerd.

bz-advies

Uit de praktijk blijkt dat de Belastingdienst voordelen die een ondernemer behaalt bij het inbrengen in een onderneming, met de nodige argwaan bekijkt. Met name als deze voordelen worden behaald bij inbreng met terugwerkende kracht.

Pas op met het inbrengen met terugwerkende kracht! Indien hier incidenteel fiscaal voordeel bij wordt behaald, kan de Belastingdienst de terugwerkende kracht weigeren.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01