Defiscalisering alleen voor verkrijging krachtens erfrecht
Defiscalisering box 3
Hoofdregel van box 3 is dat de rendementsgrondslag bestaat uit de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Bepaalde krachtens erfrecht verkregen bezittingen en schulden maken volgens de defiscaliseringsregeling geen onderdeel uit van de rendementsgrondslag van box 3. Dit geldt in ieder geval voor de onderbedelingsvorderingen en overbedelingsschulden uit hoofde van de wettelijke verdeling. Sinds 1 januari 2012 geldt de defiscaliseringsregeling ook voor testamentvormen die leiden tot een vruchtgebruiksituatie.
Geschil
Een vrouw heeft in 2011 de blote eigendom van een Franse woning verkregen van haar ouders onder voorbehoud van een levenslang vruchtgebruik. Haar vader is in 2012 overleden. Voor de jaren 2013 tot en met 2016 stelt de vrouw zich op het standpunt dat er sprake is van defiscalisering van de blote eigendom. Het vruchtgebruik ten behoeve van haar moeder op de woning is volgens belanghebbende verkregen op grond van een uiterste wilsbeschikking dan wel buitenlands wettelijk erfrecht.
Hof: overdracht bij leven
Hof Den Haag nam tot uitgangspunt dat onder ‘uiterste wilsbeschikking’ in de zin van het Burgerlijk Wetboek moet worden verstaan een eenzijdige rechtshandeling waarbij een erflater een beschikking maakt die eerst werkt na zijn overlijden. In dit geval is de blote eigendom overgedragen bij leven van beide ouders. Uit de Franse akte volgt dat de titel van verkrijging ‘donation entre vifs à titre de partage anticipé’ is (letterlijk vertaald: een gift bij leven ten titel van vervroegde erfdeling) als bedoeld in artikel 1075 van de Franse Code Civil. Het hof legt dit als volgt uit. Uit artikel 1075 van de Code Civil volgt dat eenieder zijn bezittingen kan overdragen aan en verdelen onder zijn vermoedelijke erfgenamen en dat een dergelijke overdracht blijkens het genoemde artikel de vorm kan hebben van een ‘donation-partage’ (schenking-verdeling) of een ‘testament-partage’ (testamentaire verdeling). Het hof is van oordeel dat de overdracht van de blote eigendom gezien moet worden als een schenking bij leven ten titel van vervroegde verdeling en niet als een verkrijging krachtens Frans erfrecht.
Hoge Raad
De Hoge Raad (ecli:nl:hr:2021:1574) bevestigt dat voor de uitlegging van artikel 5.4, lid 3 aanhef en letter a van de Wet IB 2001 dient te worden aangeknoopt bij het begrip ‘uiterste wilsbeschikking’ als bedoeld in artikel 4:42, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Standpunt belanghebbende Belanghebbende stelt dat deze uitleg te beperkt is en verwijst naar de bewoordingen en parlementaire behandeling van deze bepaling. Volgens belanghebbende heeft de wetgever beoogd in die gevallen waarin in een erfrechtelijke context de situatie is ontstaan, dat de belastingplichtige de blote eigendom heeft van een zaak waarvan een overlevende ouder het vruchtgebruik geniet, de waarde van deze onroerende zaak alleen bij de vruchtgebruiker in de belastingheffing wordt betrokken en niet bij de blooteigenaar.
Geen ruime uitleg De Hoge Raad maakt hier korte metten mee, de wetgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten voor deze ruimere uitleg. Of het hof het Franse recht juist heeft uitgelegd, kan de Hoge Raad niet toetsen, dit is voorbehouden aan de feitenrechter.
bz-advies
De blote eigendom van de Franse woning verkregen bij in leven zijn van de schenker (ouder) valt in box 3. Belanghebbende heeft recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De gevolgen zijn daarom beperkt.