Dga-lening van BV wordt fiscaal beperkt, wat nu regelen?
Wetsvoorstel ingediend. Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ ingediend. Het doel van deze wet is om het bovenmatig lenen vanuit de eigen vennootschap (lees: BV) te beperken. De dga van een BV heeft er belang bij om de heffing van inkomstenbelasting over gelden die hij uit de BV haalt, zo veel mogelijk uit te stellen. Wordt er door de BV aan hem privé salaris of dividend uitgekeerd, dan is hij daarover meteen inkomstenbelasting verschuldigd. Maar tot nu toe is dat niet het geval als de BV aan de dga geld uitkeert op basis van een overeenkomst van geldlening. In dat geval loopt de fiscus directe belastingheffing mis. Dat het daarbij om forse bedragen gaat, blijkt uit de cijfers van de laatste jaren. In 2016 werd door dga’s voor in totaal een bedrag van € 55 miljard uit de eigen BV geleend. In 2017 was dit bedrag opgelopen tot € 58 miljard.
Boven drempelbedrag belast
Om hier ‘paal en perk’ aan te stellen wordt er in de nieuwe wet bepaald dat schulden van de dga aan de eigen BV boven een drempelbedrag worden belast. Heeft een dga bij het einde van een kalenderjaar een schuld aan de BV die hoger is dan € 500.000, dan wordt het meerdere boven dat bedrag belast in box 2 van de inkomstenbelasting. Voor 2023 (het jaar dat de wet in werking treedt) geldt daarvoor een tarief van 26,9%.
Voorbeeld.Stel, een dga heeft per 31 december 2023 een schuld aan de eigen BV van € 750.000. Dan betaalt hij over een bedrag van € 250.000 aanmerkelijkbelangheffing. Tegen een belastingtarief van 26,9% betekent dat een belastingheffing van € 67.250.
Geen dubbele belastingheffing. In het wetsvoorstel is uitdrukkelijk vastgelegd dat er geen sprake zal zijn van dubbele heffing. Daarom wordt het drempelbedrag voor een opvolgend kalenderjaar verhoogd met het bedrag waarover in het voorgaande jaar al aanmerkelijkbelangheffing is betaald.
Voorbeeld.Dezelfde dga uit het vorige voorbeeld heeft per 31 december 2024 nog steeds een schuld aan de eigen BV van € 750.000. Hij hoeft dan over deze schuld in 2024 geen aanmerkelijkbelangheffing te betalen, omdat zijn drempelbedrag is verhoogd tot € 750.000. Zou daarentegen de schuld zijn opgelopen tot € 850.000, dan betaalt hij in 2024 nog eens 26,9% aanmerkelijkbelangheffing over € 100.000, wat neerkomt op een bedrag van € 26.900 aan belastingheffing (vooropgesteld dat het ab-tarief in 2024 nog steeds 26,9% is). Zijn nieuwe drempelbedrag wordt daarna € 850.000.
Aanmerkelijkbelanghouders
De nieuwe regeling om bovenmatig lenen van de eigen BV te beperken, geldt voor een aandeelhouder die (al dan niet tezamen met de partner) een aanmerkelijk belang heeft in de eigen BV. Hij moet dus minimaal 5% van de aandelen van de BV in zijn bezit hebben. Per BV kan het gaan om meerdere aandeelhouders die aan deze voorwaarde voldoen. De nieuwe regeling is in dat geval op meerdere aandeelhouders van toepassing.
Verbonden personen
Maar let op, de nieuwe regeling geldt ook voor zogenoemde ‘verbonden personen’. Daarmee worden bedoeld bloed- en aanverwanten in de rechte lijn van de aanmerkelijkbelang(aandeel)houder (dga), dan wel van diens partner. Leningen van de BV aan (klein)kinderen en aan (groot)ouders boven het drempelbedrag van € 500.000 worden toegerekend aan (en opgeteld bij de schuld van) de dga. Elke verbonden persoon heeft daarbij een eigen drempelbedrag van € 500.000. Heeft een verbonden persoon zelf een ab-belang in de BV, dan geldt deze toerekening niet. De verbonden persoon is dan zelf belastingplichtig.
Dga met meerdere BV’s. Heeft een dga meerdere BV’s waarin hij direct of indirect (via een holding-BV) een aanmerkelijk belang heeft, dan worden alle schulden die hij bij de verschillende BV’s heeft, bij elkaar opgeteld. Splitsing van de schuld over verschillende BV’s biedt dus geen soelaas. Ook is de nieuwe regeling van toepassing als de BV geld leent aan een derde (stroman van de dga), die het geld vervolgens weer doorleent aan de dga. Datzelfde is het geval als een dga geld leent bij een derde (een bank), waarbij duidelijk is dat deze derde de geldleningsovereenkomst niet zou zijn aangegaan als de BV daarvoor niet garant zou staan.
Woningfinanciering uitgezonderd
Van de nieuwe regeling is uitgezonderd de geldlening die door de BV is verstrekt ten behoeve van de financiering van de eigen woning van de aanmerkelijkbelanghouder. Deze uitzondering geldt voor elke geldlening waarvoor door de dga ten behoeve van de BV een recht van hypotheek op de eigen woning is gevestigd. Deze verplichting tot het vestigen van een hypotheekrecht op de eigen woning geldt niet voor geldleningsovereenkomsten die voor 31 december 2022 zijn (worden!) aangegaan.
Lening met voorwaarden blijft
De nieuwe regeling geldt alleen voor de belastingheffing in box 2 van de inkomstenbelasting. De geldleningsovereenkomst met alle daaraan verbonden voorwaarden en verplichtingen voor de dga, zoals rentebetaling en aflossing van de hoofdsom, blijven gewoon in stand. Een dga die (zoals in het voorbeeld) een schuld heeft aan de eigen BV van € 750.000 en daarbij over € 250.000 ab-heffing betaalt, moet over het volle bedrag van € 750.000 aan de BV de daarvoor overeengekomen rente betalen. Als bestanddeel van de winst is deze rente bij de BV belastbaar voor de Vpb.
Inwerkingtreding. De nieuwe regeling om bovenmatig lenen van de eigen BV te beperken treedt op 1 januari 2023 in werking. Dat betekent dat 31 december 2023 een belangrijke peildatum is. Per die datum gaat de fiscus bekijken hoe groot de schuld is van een dga aan de eigen BV.
Wat zijn nu de te overwegen opties?
Tot 31 december 2023 zijn er dus nog mogelijkheden om stappen te ondernemen om belastingheffing zo veel mogelijk te voorkomen. Daarbij heeft u de hiernavolgende mogelijkheden.
- Het aflossen van de schuld aan de BV tot een bedrag van € 500.000 of daaronder via overheveling van box 3-vermogen van privé naar de BV. Dit in de verwachting dat de BV op het vermogen een behoorlijk rendement kan behalen.
- Het aflossen van de schuld aan de BV door overdracht van andere vermogensbestanddelen van privé naar de BV. Worden daarbij onroerende zaken overgedragen, dan moet er rekening worden gehouden met de overdrachtsbelasting die daarvoor moet worden voldaan (2% over de waarde van woningen en appartementen en 6% (vanaf 2021 8%!) over de waarde van andere onroerende zaken, zoals een bedrijfspand).
- Het oversluiten van de schuld naar een bank (of een derde). Met de lening die door de bank wordt verstrekt, kan de schuld aan de eigen BV worden afgelost. Dit uiteraard onder voorwaarde dat de bank bereid is aan de dga privé een lening te verstrekken zonder dat de BV daarvoor garant staat.
- Het aflossen van de schuld door dividenduitkering door de BV. De dividenduitkering wordt verrekend met de schuld van de dga. Wel moet worden bedacht dat de dividenduitkering net zoals de schuld boven het drempelbedrag belast is met ab-heffing in box 2. Doe een dividenduitkering dit jaar vanwege het lagere box 2-tarief (26,25%). Na 2020 betaalt de dga 26,9%.
Ons advies
Met de nieuwe wet wordt de schuld aan de eigen BV boven het drempelbedrag eenmalig belast met ab-heffing. De nieuwe wet treedt op 1 januari 2023 in werking. Tot de eerste peildatum van 31 december 2023 heeft u nog tijd om actie te ondernemen. Welke optie fiscaal gezien het gunstigst is, moet steeds per geval worden bekeken. Onderneem daarvoor tijdig actie.