Rechter zegt: “Geen schenking door huwelijkse voorwaarden!”
Huwelijkse voorwaarden. Voordat ze gaan trouwen, worden er door Jan en Ingrid huwelijkse voorwaarden opgesteld. Daarin staat dat elke gemeenschap van goederen wordt uitgesloten, zulks echter met uitzondering van een specifiek aangeduide bank- en effectenrekening die op hun beider naam staat (en-ofrekening) en de daaraan gekoppelde termijndeposito’s.
Bedrag overgemaakt
Kort daarna wordt er door Jan € 10 miljoen overgemaakt naar deze gemeenschappelijke bankrekening. Dit bedrag wordt door Jan en Ingrid doorgestort op andere rekeningen. Ze hebben allebei enkele keren geld gestort of opgenomen van deze rekeningen. Ook is er een gedeelte van het door Jan overgemaakte bedrag aangewend voor beleggingen in effecten.
Vaststellingsovereenkomst. Door hun huwelijk zijn de huwelijkse voorwaarden in werking getreden. Als Jan enkele jaren later overlijdt, laat hij Ingrid en hun drie kinderen achter als zijn erfgenamen. De waarde van de onverdeelde helft van het gemeenschappelijk vermogen wordt door de accountant vastgesteld op € 4.064.059. Dat staat in een vaststellingsovereenkomst die door de erfgenamen is opgesteld.
Vermogensverschuiving is definitief. De Belastingdienst gaat daar niet mee akkoord. Met terugwerkende kracht legt hij Ingrid een aanslag schenkbelasting op voor de verkrijging van € 5 miljoen. Door de storting van € 10 miljoen heeft Jan voor dat bedrag destijds een vorderingsrecht gekregen op de bank. Nadat Jan en Ingrid in het huwelijk zijn getreden en door het in werking treden van de huwelijkse voorwaarden, is er een beperkte gemeenschap ontstaan inzake het vorderingsrecht op de bank voor € 10 miljoen. Daardoor is er sprake van een definitieve vermogensverschuiving ten voordele van Ingrid.
Bedrag staat niet vast. De rechter ziet dat anders. Uit de huwelijkse voorwaarden en uit de aard van de bank- en effectenrekening is het duidelijk dat het vorderingsrecht op de bank kan fluctueren. In de huwelijkse voorwaarden wordt ook geen vast bedrag genoemd. Dus is er geen schenking, want daarvoor is vereist dat Ingrid bij het aangaan van het huwelijk en door het in werking treden van de huwelijkse voorwaarden een vorderingsrecht op de bank heeft verkregen voor een vast bedrag van € 5 miljoen. Dat is niet het geval.
Vergelijkbaar. Tijdens het huwelijk was door de aard van de beperkte gemeenschap niet bekend waar de beide echtgenoten bij het einde van het huwelijk aanspraak op zouden kunnen maken. Van een voltooide vermogensverschuiving is geen sprake. Waren Jan en Ingrid in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, dan zou er ook geen schenking worden aangenomen. Daarmee is onverenigbaar dat er wel sprake zou zijn van een schenking bij het aangaan van een beperkte gemeenschap, zoals in dit geval.
Hoe oordeelt de rechter?
Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:10724) oordeelt dat Ingrid geen schenkbelasting verschuldigd is. De inspecteur van de Belastingdienst moet € 1.532 aan proceskosten betalen! Bezwaar maken loont dus.
Download het model ‘Bezwaarschrift aanslag schenkbelasting’ van http://tipsenadvies-landbouw.nl/download (LB 22.07.08).