Rechter zegt: “Vordering van onterfd kind in de ijskast!”
Overlijden moeder. Bij overlijden van de moeder van Toos blijkt dat ze een testament heeft opgesteld waarbij ze haar gehele nalatenschap heeft toegedeeld aan haar echtgenoot (ouderlijke boedelverdeling). De vier kinderen krijgen een vordering op hun vader voor de waarde van ieders erfdeel. Die vordering is pas opeisbaar na overlijden van vader.
Overlijden vader. Tien jaar later overlijdt vader. Die heeft een testament gemaakt waarbij hij Toos heeft onterfd. Hij heeft zijn overige drie kinderen en de twee kinderen van Toos tot zijn erfgenamen benoemd. De twee kleinkinderen krijgen samen het erfdeel dat eigenlijk aan Toos toekomt. Ook heeft vader zijn oudste zoon Jan tot executeur benoemd.
Vorderingen opeisbaar
Tot de schulden behoren de vorderingen van de vier kinderen uit de nalatenschap van hun moeder. Door het overlijden van hun vader zijn deze nu opeisbaar. Ieder kind heeft recht op € 37.674. Dat bedrag wordt door Toos opgeëist. Ook doet ze een beroep op haar legitieme portie. Die is € 10.904. Dat geld moet eveneens meteen worden betaald.
Geldlening
Jan verklaart dat er onvoldoende geld is om alle vorderingen te voldoen. Hun vader heeft aan twee kleinkinderen een hypothecaire lening verstrekt van € 195.000. Dat geld is pas over 15 jaar opeisbaar. Omdat er tot die tijd te weinig geld is, maakt Jan aan alle kinderen als voorschot € 15.000 over. De rest kan pas over 15 jaar worden uitbetaald.
In privé aansprakelijk. Toos neemt hier geen genoegen mee. De nalatenschap is door alle erfgenamen ‘zuiver’ aanvaard. Daardoor zijn ze in privé aansprakelijk voor alle schulden van de nalatenschap als deze hoger zijn dan het aanwezige vermogen. Als er te weinig geld aanwezig is, moeten de erfgenamen hun vorderingen maar uit eigen zak betalen. Doen ze dat niet, dan laat ze beslag leggen op de privévermogens van de erfgenamen.
Ongelijkheid. Volgens Jan zou uitbetaling van de volledige vordering van Toos betekenen dat ze meer krijgt dan de erfgenamen, terwijl ze juist door vader onterfd is. Dat is ook in strijd met het uitgangspunt dat de erfgenamen inzake de nalatenschap van hun moeder op gelijke wijze behandeld moeten worden.
Onredelijk en onbillijk. Gelukkig voor Jan (en de overige erfgenamen) denkt de rechter daar ook zo over. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan het onrechtvaardig zijn om de volledige vordering van Toos nu uit te betalen. Om dat te beoordelen, moet er worden gekeken naar de persoonlijke belangen van alle betrokkenen en naar de familierechtelijke verhouding.
Wat vindt de rechter?
Via uitbetaling van de vordering van Toos zou zij in een betere positie worden geplaatst dan de overige familieleden. Ook is duidelijk dat vader wilde dat zijn nalatenschap over alle kinderen gelijk zou worden verdeeld, door de kinderen van Toos in haar plaats tot zijn erfgenamen te benoemen. Dus oordeelt de rechter dat Toos pas recht heeft op volledige betaling van haar vordering als de hypothecaire geldlening opeisbaar is geworden. Ze moet dus nog 15 jaar wachten!