Fiscale eenheid btw, let op de aansprakelijkheid
Wat speelde er?
Faillissement. In deze zaak voor de Hoge Raad, 17.03.2017 (HR:2017:438) , gaat het om een holding-BV met vier dochtermaatschappijen. In de loop van mei 2012 worden er drie dochtermaatschappijen failliet verklaard. Als gevolg hiervan worden deze BV’s geacht geen onderdeel meer uit te maken van de fiscale eenheid btw. De holding-BV ontvangt hierover in juli 2012 een bevestigend schrijven van de inspecteur.
Naheffingen. Enige tijd later worden er echter aan de fiscale eenheid twee naheffingsaanslagen btw opgelegd over het eerste en tweede kwartaal 2012. Deze naheffingsaanslagen houden verband met de activiteiten van de gefailleerde dochter-BV’s. Omdat deze dochter-BV’s inmiddels niet meer bestaan, is de betrokken directeur-grootaandeelhouder (DGA) van mening dat deze aanslagen niet betaald hoeven te worden.
Standpunt inspecteur
Hoofdelijk aansprakelijk. In een reactie hierop besluit de inspecteur de overgebleven dochter-BV aansprakelijk te stellen voor de niet-afgedragen btw. Dit doet hij vanuit de gedachte dat alle BV’s die onderdeel uitmaken van een fiscale eenheid btw hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verschuldigde btw van de gehele fiscale eenheid.
Pas na verbreking. Zoals gezegd, is de DGA het hiermee niet eens. In de verklaring van de inspecteur van juli 2012 staat vermeld dat de fiscale eenheid met de failliete BV’s per 15 mei is beëindigd, terwijl de naheffingsaanslagen pas op 29 mei zijn opgelegd. Jammer voor de inspecteur, maar hij is gewoon te laat, aldus de DGA.
Uitspraak rechter
Moment verschuldigdheid. De Hoge Raad beslist echter dat de overgebleven dochter-BV op grond van de voorheen bestaande fiscale eenheid btw wel degelijk aansprakelijk is voor de niet-afgedragen btw. Het feit dat de fiscale eenheid op 15 mei is beëindigd en de naheffingsaanslagen pas daarna zijn opgelegd, doet daar niets aan af. De naheffingsaanslagen zien op een periode waarin de BV’s nog wel actief waren en onderdeel uitmaakten van de fiscale eenheid. Op dat moment was de btw verschuldigd en bestond er een hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle betrokken BV’s binnen de fiscale eenheid btw.
Commentaar
Afweging maken. Betekent dit nu dat u nooit een fiscale eenheid btw moet vormen tussen uw BV’s? Nee hoor, want er zijn wel degelijk belangrijke voordelen mee te behalen. Zo hoeft er op onderlinge leveringen en diensten geen btw te worden gerekend. Bovendien hoeft er maar één btw-aangifte te worden ingediend.
Verbreken? Het is echter wel van belang ook goed stil te staan bij de keerzijde hiervan. Met name de hoofdelijke aansprakelijkheid kan vervelend uitpakken. Daardoor kan het soms raadzaam zijn om een risicovolle dochter-BV buiten de fiscale eenheid btw te houden of om de fiscale eenheid tijdig te verbreken. Dit laatste kan alleen door niet meer te voldoen aan de voorwaarden. Dit betekent dat u bijvoorbeeld een groot deel van de aandelen moet verkopen (aan een familielid) of het bestuur moet wijzigen. Tip. De fiscale eenheid btw eindigt pas na een beschikking van de Belastingdienst. Meld een wijziging dan ook zo snel mogelijk.