Buurman ligt dwars bij bouwplan, wat nu?
Bouwplannen. Henk heeft van de gemeente een omgevingsvergunning gekregen voor het plaatsen van een dakopbouw met woonfunctie op zijn garage. De garage ligt op een afstand van 1 meter van het perceel van buurman Piet. Die gaat dwarsliggen. Hij wil de bouwplannen tegenhouden en komt met een waslijst aan klachten.
Gemeente zit fout
Strijd met het bestemmingsplan. Volgens Piet is het bouwplan in strijd met het geldende bestemmingsplan. Door de dakopbouw wordt het bouwvlak op het perceel overschreden. Ook wordt niet de minimale afstand van 3 m tot de perceelsgrens gehandhaafd, zoals het bestemmingsplan voorschrijft. Daarbij komt dat de gemeente in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel. Bij een soortgelijk geval in de straat is vastgesteld dat een afstand van 2.55 m tot de perceelsgrens toelaatbaar is. Een afstand van 1 m is dat dus zeker niet.
Hinder en schade. Ook stelt Piet ernstige hinder te hebben van de realisering van het bouwplan. Het zicht vanuit de zuidzijde van zijn woning wordt beperkt en het zonlicht in zijn woning en tuin wordt weggenomen door de dakopbouw. Zijn privacy loopt gevaar als na de bouw alsnog vergunningvrij ramen mogen worden geplaatst in de dakopbouw. Door de aanzienlijke afname van het woongenot vermindert de waarde van zijn woning, waardoor hij schade lijdt.
In de ijskast. Ten slotte stelt Piet dat de realisering van het bouwplan ten koste gaat van zijn toekomstplannen. Mogelijk wil hij op termijn nog zonnepanelen op zijn dak installeren. Die plannen kan hij dankzij Henk wel in de ijskast zetten.
Wat heeft de rechter nu beslist?
Afwijking mag. Alle argumenten van Piet worden door de Raad van State, 12.10.2016 (RVS:2016:2713) resoluut van tafel geveegd. Piet heeft gelijk als hij stelt dat het bouwplan van Henk in strijd is met het bestemmingsplan, maar omdat de dakopbouw slechts een beperkte uitbreiding is van het bestaande hoofdgebouw, mag de gemeente daarvan afwijken.
Elk geval is anders. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is volgens de rechter ook geen sprake. Het geval waar Piet op doelde ging namelijk om een volledige uitbreiding van het hoofdgebouw met een bouwhoogte tot 8 m. Dat is bij Henk niet de bedoeling. Bovendien, als de gemeente zegt dat een afstand van 2.55 m tot de perceelsgrens toelaatbaar is, betekent dat niet dat een afstand van 1 m niet toelaatbaar zou zijn. Dat hangt af van de omstandigheden van elk geval. De gemeente is bevoegd om dit steeds opnieuw te beoordelen.
Oordeel. Dat Piet hinder ondervindt wil de rechter wel geloven. In dit geval leggen de negatieve gevolgen voor Piet minder gewicht in de schaal dan het belang van Henk om de dakopbouw te realiseren. Dat Piet in zijn privacy wordt aangetast als na het realiseren van de dakopbouw aan zijn kant ramen worden geplaatst, is voor de rechter niet van belang, want dat speelt nu niet. Mochten die plannen werkelijkheid worden, dan moet Piet daar te zijner tijd bezwaar tegen maken.
Ook blijkt nergens uit dat Piet concrete plannen heeft om zonnepanelen op zijn dak te installeren, dus daar houdt de rechter ook geen rekening mee. Hij oordeelt dat de gemeente de omgevingsvergunning terecht heeft verleend en dat Henk zijn bouwplan mag realiseren.