WONINGHUUR - 30.11.2012

De huurder is dood, leve de huurder

Het klinkt misschien cru, maar voor een verhuurder kan het soms een hele verademing zijn als een huurder overlijdt. Eindelijk is hij verlost van dat huurcontract dat ooit op een ongunstige wijze is afgesloten. Maar is dat wel zo?

Medehuurder

De wet (voor de liefhebbers: artikel 7:268 lid 1 BW) bepaalt dat bij overlijden van de huurder, de medehuurder de huur als huurder voortzet.

Automatisch. Een echtgenoot of geregistreerd partner van de huurder wordt automatisch medehuurder.

Op verzoek. Ook een persoon die in de gehuurde woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de ‘echte’ huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft, kan verzoeken om te bepalen dat hij medehuurder zal zijn.

Dat verzoek kan zowel tijdens het leven van de huurder alsmede binnen een half jaar na diens overlijden worden gedaan.

En kinderen? Betekent dat voor de verhuurder dat hij kans loopt te worden geconfronteerd met hele familiegeneraties aan huurders die wellicht niet voldoende kredietwaardig zijn of om een andere reden ongewenst (potentiële hennepteler)?

Of anders gezegd: kunnen kinderen in aanmerking komen voor een dergelijke huuropvolging?

Kinderen vliegen uit

Gemeenschappelijke huishouding. De Hoge Raad heeft reeds bepaald dat een duurzame gemeenschappelijke huishouding niet alleen kan bestaan tussen personen die op affectieve basis als levensgezellen samenleven, maar dat ook familieleden, verzorgers of vrienden met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding kunnen drijven.

Niet met inwonende kinderen. In het algemeen geldt echter dat voor kinderen die inwonen bij hun ouders in beginsel geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.

In de relatie tussen (inwonende) kinderen en hun ouders is immers juist sprake van een aflopende gemeenschappelijke huishouding.

Kort gezegd: kinderen plegen uit te vliegen.

‘Terugkeerders’

Terug naar moeders. Het Hof in Den Haag maakte onlangs echter een belangrijke nuancering (LJN: BY0802).

Het ging in die zaak om een gescheiden man van 57 jaar die na zijn echtscheiding opnieuw bij zijn moeder ging wonen. Hij trok eind 2004 in bij zijn moeder en stond daar ook ingeschreven. Vier jaar later overleed de moeder. De zoon vroeg om de huurovereenkomst na het overlijden voort te zetten, omdat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder had.

Volwassen kind medehuurder. Anders dan bij ‘uitvliegende’ kinderen meende het Hof dat hier van belang was dat het ging om een ‘terugkeerder’; een volwassen kind dat na zijn jeugd uit huis is gegaan en zelfstandig heeft gewoond, maar dat op een gegeven moment weer bij (één van) zijn ouder(s) intrekt.

Het Hof meende dat in dit geval sprake was van een uitzondering. Het Hof stelde namelijk vast dat de moeder de vaste lasten betaalde en dat de zoon regelmatig de boodschappen deed en grote uitgaven voor elektrische apparatuur, stoffering en een auto betaalde.

Het Hof oordeelde dat de zoon voldeed aan de eisen van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en dat hij de huurder is geworden.

Als een huurder overlijdt, bestaat de mogelijkheid dat een medebewoner in aanmerking komt om de nieuwe huurder te worden. Van belang is dat er sprake is van een ‘duurzame’ gemeenschappelijke huishouding. Ook een ‘teruggekeerd’ kind kan daarvoor in aanmerking komen.

Contactgegevens

Indicator BV | Schootense Dreef 31 | Postbus 794 | 5700 AT Helmond

Tel.: 0492 - 59 31 31 | Fax: 040 - 711 17 00

klantenservice@indicator.nl | www.indicator.nl

 

KvK-nummer: 17085336 | Btw-nummer: NL-803026468B01