Zelfstandig werken stimuleren
De voordelen. Personeel dat zelfstandig werkt, neemt u een hoop werk uit handen. Er is weinig toezicht nodig, dus u bespaart tijd die u weer in andere taken kunt stoppen. Bovendien blijkt uit onderzoek dat personeel dat zelfstandig werkt, tevreden is. Zelfstandig werken is immers uitdagend en geeft een bepaalde mate van verantwoordelijkheid. En dat werkt motiverend.
Zelfstandigheid toetsen
Bepaal eerst hoe zelfstandig uw werknemers werken. Hoe doet u dat?
- Ga na hoeveel instructies u geeft. Is dat veel, gemiddeld of weinig?
- Ga na hoeveel uren u per dag besteedt aan de begeleiding van uw werknemers.
- Wat voor begeleiding hebben uw werknemers nodig? Moet u (on)gevraagd instructies geven bij taken, helpen bij problemen, fouten bijstellen of moet u juist de werksfeer bewaken?
Tip. Zorg dat u inzicht krijgt in uw taken op een dag en op hoe de verhouding is tussen de tijd die u aan personeel en aan uw andere taken besteedt.
Competenties om zelfstandig te werken
- Een duidelijke achtergrond, kennis, ervaring en opleiding.
- Het kunnen voldoen aan de taak.
- De bereidheid te leren, informatie te vergaren.
- Het kennen van de eigen sterke en verbeterpunten.
- Het hulp kunnen vragen.
- Het oplossingen zoeken, initiatief nemen, proactief werken.
- Het zaken op orde hebben en tijd- en doelgericht kunnen werken.
Randvoorwaarden
Naast de competenties van de werknemers zijn er randvoorwaarden nodig om zelfstandig werken mogelijk te maken en te stimuleren.
- De werkomstandigheden en de faciliteiten moeten goed zijn; bijv. zaken als veiligheid, werktijden, werksfeer, duidelijke taken en opdrachten.
- De manier waarop u leidinggeeft en de manier waarop er met elkaar wordt samengewerkt.
’t Is een leerproces ...
Zijn de randvoorwaarden in orde? Leer de werknemers dan stapsgewijs de manier van denken die nodig is om zelfstandig te werken. Hoe?
Werkwijze. De werknemer moet zich een aantal zaken afvragen:
- Heb ik voldoende informatie om de taak te doen?
- Is dit de beste manier om het te doen of is er een beter alternatief?
- Wie is er nog meer betrokken bij de taak?
- Hoe werk ik samen?
- Wanneer moet de taak af zijn en hoe organiseer ik dat met andere taken?
Planning. De werknemer moet adequaat kunnen inschatten hoeveel tijd in een (deel)taak gaat zitten. Hij moet daarnaast in staat zijn om zichzelf kritische vragen te stellen als: ‘Kan het sneller?’ en: ‘Kan het beter?’
Afronding. De werknemer moet zich afvragen of hij de taak volledig heeft afgemaakt. Hij moet dus zelf kunnen evalueren. Is er iets vergeten en is het resultaat zoals het gevraagd is?
Begeleiding. Begeleid uw werknemer in deze stappen.