Opdrachtgever ‘fataal’ te laat naar de rechter gestapt!
Bouw van een woning. Een collega heeft een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning. Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf (AVA) 1992 van toepassing verklaard. Als er een geschil is tussen de aannemer en de opdrachtgever, moet volgens die algemene voorwaarden binnen 10 jaar een procedure worden inÂÂgesteld bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA).
Klant claimt ‘ernstige bouwgebreken’
Claim. Jaren nadat de bouw is opgeleverd, stelt de opdrachtgever dat er sprake is van ernstige gebreken. Hij stelt de aannemer daarvoor aansprakelijk. Maar die vindt dat er niets aan de hand is. Als de opdrachtgever een probleem heeft, moet hij maar naar de rechter stappen. De aannemer wijst hem er zelfs op dat hij dan bij de RvA moet zijn. Ook geldt er een vervaltermijn van 10 jaar. Dus de opdrachtgever moet opschieten!
Niet bevoegd. Maar de opdrachtgever is eigenwijs. Nog voordat de vervaltermijn is verstreken, stapt hij niet naar de RvA, maar naar de gewone rechter. Volgens hem zal de uitslag voor hem dan namelijk gunstiger uitpakken dan bij de RvA. De gewone rechter stelt echter vast dat hij niet beÂÂvoegd is om een uitspraak te doen. Partijen zijn immers overeengekomen dat een geschil tussen hen wordt berecht door de RvA. Dus de opdrachtgever moet daarvoor niet bij hem zijn!
10 jaarstermijn verlengd? Dan stapt de opÂÂdrachtgever naar de RvA. Inmiddels is de vervaltermijn van 10 jaar echter wél verstreken! De aanÂÂnemer stelt dan ook dat de opdrachtgever te laat is en dat hij niet meer voor eventuele ernstige gebreken aansprakelijk kan worden gesteld. De opÂÂdrachtgever is het daar natuurlijk niet mee eens. Hij vindt de termijn van 10 jaar onredelijk, want voor ernstige gebreken moet er geen vervaltermijn gelden. En ook vindt hij dat hij wel degelijk binnen de termijn van 10 jaar een procedure aanhangig heeft gemaakt. Weliswaar bij de verkeerde rechter. Maar zo is wél de 10 jaarsvervaltermijn ‘gestuit’ (veiliggesteld) en wordt deze termijn dus automatisch verlengd.
Wat vindt de rechter hier nu van?
Niet onredelijk. De RvA (Raad van Arbitrage, 7 december 2010, nr. 31.773) beslist in de eerste plaats dat de termijn van 10 jaar niet onredelijk is. De opdrachtgever was al ver voor het verstrijken van die termijn op de hoogte van de tekortkomingen. Hij had dan ook ruim de tijd om naar de RvA te stappen. De aannemer heeft hem daar zelfs nog op gewezen! De opdrachtgever had dan ook alle tijd om zijn rechten veilig te stellen.
Te laat! Ook vind de rechter niet dat door het instellen van een procedure bij de gewone rechter de vervaltermijn van 10 jaar wordt gestuit. Tussen partijen is namelijk overeengekomen dat uitsluitend de RvA bevoegd is om te oordelen in een geschil. Als de opdrachtgever tegen beter weten in dan tóch naar de gewone rechter stapt, is dat niet van invloed op de vervaltermijn. Ook kan de procedure bij de RvA niet worden beschouwd als een voortzetting van de procedure bij de gewone rechter. Dat zijn twee geheel verschillende instanties. De rechter beslist dus dat de opdrachtgever te laat is met zijn eis en dat de aannemer niet meer aansprakelijk kan worden gesteld.