Wat nú doen aan uw ‘zzp’er-pensioen’?
Zzp’er? Het is belangrijk om goed te onderscheiden wie nu eigenlijk zzp’er is. Letterlijk is het een ondernemer die geen personeel heeft. Dit kan vanuit twee juridische omgevingen: 1. vanuit een inkomstenbelastingonderneming (IB), dus een eenmansbedrijf, Vof, enz. of 2. vanuit een BV. Als er sprake is van een BV, dan is de zzp’er voor de wet werknemer (vaak directeur-grootaandeelhouder, DGA) en kan hij ‘gewoon’ pensioen opbouwen (daarop komen we in een volgend artikel uitgebreider terug). Als er sprake is van een IB-onderneming, kan de zzp’er ‘pensioen’ opbouwen via een lijfrente. Deze tweedeling blijft overigens gelijk als een zzp’er wél personeel gaat krijgen, hij is dan óf een IB-ondernemer (met personeel dan dus), óf een DGA (met personeel).
Wanneer is een BV interessant? Grosso modo kan vervolgens gesteld worden dat een BV interessant is vanuit aansprakelijkheidsperspectief én daarnaast is een BV fiscaal aantrekkelijker vanaf een winst van circa € 150.000,- tot € 175.000,- per jaar. Een IB-ondernemer is volledig én hoofdelijk aansprakelijk met z’n hele ‘hebben en houden’, dus ook met privébezittingen.
Van werknemer naar zzp’er. Als een werknemer zzp’er wordt, bestaat - maar dat is wel afhankelijk van zijn ‘oude pensioenfonds’ - de mogelijkheid om nog maximaal drie jaar pensioenpremie te blijven betalen op grond van de oude pensioenregeling. Het voordeel daarvan is enerzijds gemak, anderzijds hoeft hij niet gekeurd te worden. Wel moet hij zich dan realiseren dat hij zowel het (oude) werknemersdeel als de (oude) werkgeversbijdrage moet betalen. Interessant is dan om te onderzoeken of alleen deelgenomen kan worden aan de nabestaanden- en/of arbeidsongeschiktheidsvoorziening.
Maximaal 17% gebruiken als aftrekpost
Als zzp’er kunt u verder ieder jaar maximaal 17% van uw inkomen (minus de AOW-opbouw) gebruiken voor een lijfrente.
Over die betaling hoeft u dan geen belasting te betalen, maar dat geld moet wel buiten uw bedrijf worden gebracht. Hetzij bij een verzekeraar, hetzij bij een bank.
Kijken naar de kostenkant. Hierbij moet met name gekeken worden naar de kostenkant. Deze ligt normaliter bij een bank lager. Het nadeel van een bancaire lijfrente is wel dat er geen nabestaanden- én geen arbeidsongeschiktheidspensioen kan worden aangegaan.
17% is voor een jong(ere) zzp’er (tot zo’n beetje 50 jaar) een prima percentage, maar voor een oudere zzp’er is het aan de lage kant. Er vroeg mee beginnen dus! Aanvullend kan natuurlijk gewoon gespaard worden!
‘Gewoon AOW opbouwen’. Daarnaast ‘bouwt’ een zzp’er natuurlijk ook gewoon AOW op, die, zoals het er nu uitziet, vanaf 2020 vanaf 66 jaar wordt genoten en vanaf 2025 bij 67 jaar.
Ingangsdatum lijfrente
De lijfrente kan te zijner tijd op ieder gewenst moment ingaan, dus ook (ruim) vóór de 65-jarige leeftijd (of de nieuwe AOW-leeftijd), maar die moet dan wel levenslang duren. Een bancaire lijfrente moet minimaal 20 jaar duren plus de jaren vóór het 65e jaar. Dus bijvoorbeeld van 63 tot 85.
Ook kan een tijdelijke lijfrente, bijvoorbeeld van 65 tot 70 jaar, aangekocht worden, maar deze mag dan maximaal zo’n € 20.000,- bedragen.