Zelfstandigenaftrek toch niet ongebruikelijk
Er wordt geen zelfstandigenaftrek gegeven aan een echtgenoot/partner in een ‘ongebruikelijk samenwerkingsverband’. Wat is dat? Wat is nu beslist?
Wat was het geval? Een arts heeft met zijn echtgenote (gediplomeerd verpleegkundige) een huisartsenpraktijk overgenomen. Zij hebben deze voortgezet in een samenwerkingsverband.
Standpunt inspecteur
De inspecteur weigerde de door de vrouw geclaimde zelfstandigenaftrek (die kan oplopen tot € 9.028,-). Hij vond dat de door de vrouw verrichte werkzaamheden binnen de praktijk hoofdzakelijk van ondersteunende aard waren. Er was een ongebruikelijk wijze van samenwerking (huisarts met verpleegkundige); geen zelfstandigenaftrek.
Standpunt rechter
Welke activiteiten? De activiteiten van de vrouw die omzet opleverden, merkte de rechter als hoofdactiviteiten aan en de rest als ondersteunende activiteiten. Alle assistententaken werden als ondersteunende werkzaamheden gezien, maar ook een deel van de extra werkzaamheden, zoals het begeleiden van stagiairs en het verzorgen van de administratie. Een groot deel van de extra activiteiten zag de rechter wel als omzetgenererend en daarmee als hoofdactiviteit.
Bovendien had de vrouw een meer dan ondersteunende bijdrage in het beleid en de bedrijfsvoering van de praktijk.
Hoeveel? De rechter bekeek hoeveel uren aan de ondersteunende taken en hoeveel uren aan hoofdactiviteiten was besteed. Hierbij concludeerde hij dat de vrouw niet hoofdzakelijk met ondersteunende activiteiten bezig was. Daarom telden alle uren mee voor de beoordeling of zij voldoet aan het urencriterium (ten minste 1.225 uur op jaarbasis werkzaam voor de onderneming) voor toepassing van de zelfstandigenaftrek. De rechter kende hierop de geclaimde zelfstandigenaftrek toe.
Commentaar
Hoezo? In 2001 is de uitsluiting van de zelfstandigenaftrek bij de ongebruikelijke samenwerking in de wet gekomen. Achtergrond hiervan is dat ondernemers voorheen directe familieleden bij hun onderneming betrokken op een wijze die buiten de familieband of huiselijke relatie niet denkbaar zou zijn (ongebruikelijk is). Hierdoor konden die familieleden een beroep doen op belastingvoordeelregelingen, terwijl die faciliteiten eigenlijk niet voor hen bedoeld waren.
De wetgever heeft als voorbeeld van een ongebruikelijk samenwerkingsverband uitdrukkelijk de samenwerking tussen een huisarts en een verpleegkundige genoemd.
De reden waarom in deze zaak de zelfstandigenaftrek toch wordt toegekend, is dat voorafgaande aan de vraag of een samenwerking gebruikelijk is, 1. Eerst moet worden beoordeeld of de activiteiten van het familielid hoofdzakelijk (d.w.z. meer dan 70%) ondersteunend van aard zijn. 2. Als dat namelijk (net als in deze zaak) niet het geval is, komt de fiscus niet meer aan de beoordeling van de gebruikelijkheid van de samenwerking toe.
In meer situaties belangrijk. Deze uitspraak kan in alle situaties worden toegepast waarin een samenwerking door de fiscus tussen familieleden als ongebruikelijk kan worden bestempeld.
Tip. Het is dus belangrijk om te kijken of het familielid meer dan 30% van de tijd besteedt aan activiteiten die omzet opleveren en daarmee niet ondersteunend van aard zijn.
U kunt de besproken uitspraak downloaden van http://belastingen.indicator.nl (BT 12.19.06).